Ik recenseer de komende weken een kort verhaal en drie romans van Johanna Lime. De bespreking van het korte verhaal staat nu al online. (Zie 'Recensies'.)
Na een lees- en recensieperiode van drie weken, waarin ik zelf maar één kort verhaal schreef en publiceerde ('De vraagbaak', zie onder en zie ook de rubriek 'Grillige geschiedenissen'), begin ik vanaf vanavond opnieuw zelf te schrijven. Ik publiceer een aantal van die verhalen op deze website. Misschien houd ik wel iets achter de hand voor een wedstrijd of voor exclusieve publicatie elders, online dan wel weer allicht. Eind februari verschijnen twee besprekingen van mijn hand in het nieuwe nummer van 'Fantastische Vertellingen'. Tot gauw Finn
0 Opmerkingen
Mike Jansen stelde een vierde themabundel samen, dit keer rond vampieren en andere engerds die aan bloedarmoede lijden. De toepasselijke naam : Bloedzuigers in de polders. Opnieuw duiken we met Mike regelrecht de gevaren van de polder in... De komende dagen recenseer ik een aantal verhalen uit deze bundel. Ik trap af met het verhaal 'De tanden in het vlees' van Frank Roger. Mijn bespreking kan je lezen onder 'Recensies'.
Bovenstaand bundel is te koop via Amazon. Voor het volgende nummer van Fantastische Vertellingen (verschijningsdatum eind februari) recenseer ik exclusief - dus niet hier te lezen op mijn website - 'Sherlock & Rex. De dokter in het donker', een bundel met twee verhalen van Charles van Wettum, alsook de verhalenbundel 'Werelden ontwaken' van Anna Mattaar, Antoni Dol, Heleen van den Hooven, Marieke Frankema, Mariëlle Douma, Robin Rozendal en Tom Kruijsen. Bundels te koop hier : https://shop.pr1ma.nl/sherlock-en-rex-de-dokter-in-het-donker.html www.wereldenontwaken.nl/ ‘Hoeveel uitsteeksels bezit de gemiddelde dwaler?’
‘De *dwaler* bezit over het algemeen vier grote uitsteeksels en een twintigtal kleinere.’ ‘Zijn alle uitsteeksels in de ondergrond verzonken?’ ‘Neen, de *dwaler* gebruikt twee grote uitsteeksels om zich voort te bewegen.’ [...] ‘Heeft u nog een zoekopdracht?’ [luid geloei] ‘Uw uitroep van [middellang ratelgeluid] ongeloof staat genoteerd in onze databank. Blij u van dienst te kunnen zijn. Wij zijn binnen elke tijdlijn bereikbaar.’ -------------------------------------------------------------------------------- ‘Definieer het begrip [gebliep] *voedsel*.’ ‘*Voedsel* is brandstof voor het lichaam.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *lichaam*.’ ‘*Lichaam* is de veruitwendiging van de levensvorm.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *uiterlijk*.’ ‘*Uiterlijk* is wat men zintuiglijk kan waarnemen. Voelen. Zien.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *voelen*.’ ‘Excuseert u mij, ik moet u helaas even in wacht zetten. We krijgen een dringende oproep binnen van een stelsel in hoge nood.’ --------------------------------------------------------------------------------- ‘Gnork gnork. AARDVROUW!’ ‘Gelieve uw zoekopdracht als bevel of vraag op te geven.’ ‘AARDVROUW OPWINDENDE STEM! Gnork gnork.’ ‘Ik schakel u even door naar een mannelijke collega.’ ‘Gnor…’ [klik] * Het was me weer het avondje bij KosmOnthaal, afdeling Terra, dacht Lina. Ze had er flink genoeg van. Eerst maar eens een bakje virtufriet gaan prikken om de hoek. ‘Sjonny, zet je even de chatbot op, module 'vriendelijk-vrouwelijk'? Zet de serieuze vragen in wacht. Over twintig minuutjes ben ik wel terug.’ Sjonny keek bedenkelijk. Duidelijk uit het verkeerde hout gesneden, die Lina. Niet de ruggengraat van een echte vrijwilliger. Hij moest maar eens kijken of z’n telemaatje via artikel 52 KosmOnthaal was binnengerold. Tsss, laat het maar aan de Partij over om een werkontkenner zo de volfunctionele maatschappij weer in te duwen. Vrijwilligeren bij de overheid of een weinig benijdenswaardige pioniersfunctie in HD1, zo dicht bij de rand van het heelal dat je er bijna middeleeuwsgewijs afviel. Je kon het nauwelijks een keuze noemen. Lina zwaaide even opzichtig met haar krullen. Die hele Johnny kon haar rug op. Figuurlijk dan. Met zijn domme blikken. Alsof ze niet zag dat ie haar de hele tijd zat aan te staren als ie net even geen oproep kreeg. Hoe kwam het trouwens dat zij zoveel oproepen moest beantwoorden? Soms zag ze hem gewoon online schaken! Hehe, gelukkig verloor hij meestal. Natuurlijk omdat hij meer naar haar keek dan naar het bord. Wat een sul. * ‘Ha, die Lina! Fris en vrolijk als altijd. Kleintje met mayo, twee frikadellen? Blikje heroïne dabei?’ Jezus, wat zat het tegen met de mannen in dit deel van de stad. In de hele stad, eigenlijk. ‘Blikje heroïne.’ Sinds het genationaliseerde Coca Cola veroordeeld was voor grootscheepse narcoticahandel ter financiering van Iman-Contra-Hate was de vroegere frisdrankgigant de risee van elke middenstander, die nu eindelijk zijn gram kon halen. Alleen, dat was ook alweer dertig jaar geleden. ‘Blikje heroïne.’ Ouwe bak. ‘Meer goesting dan honger, Bertje. Doe me maar een portie mozzarellasticks en zet even een emodouche aan.’ Lina keek al uit naar enkele minuten onbezorgd negentiende-eeuws lentegevoel. Een waterzonnetje. Echte vogels. Groen. Ze verlangde zo naar de natuurlijke gematigde warmte dat ze de koelte bijna op haar tong proefde. Zonder een emodouche kwam ze de dag tegenwoordig niet door. ‘Zeker wel, meissie, achterin is er nog een cabine vrij. Kijk vooral niet in die met het paarse gordijn, haha, dan komen die sticks weer je mond uit.’ Yep, InfoStad was echt hopeloos. Lina zuchtte diep. Die naam alleen al. Hoe kon je op een saaiere plek leven dan in een stoffig ambtenarennest genaamd InfoStad? Elke man leek wel een eunuch. Een geile eunuch, dat wel. Maar toch : een eunuch. Hoe onnozel de interstellaire berichten bij KosmOnthaal soms ook waren - opnieuw stak bij Lina het vermoeden de kop op dat Sjonny puberale wezens doorheen het hele universum inseinde om haar op te roepen en zweterige vragen te stellen - ze hoefde er de koppen tenminste niet bij te zien. Godzijdank was de visuele component van de oproepen afgeschaft nadat de Moefatstammen Terra hadden ontdekt en onophoudelijk hadden ingebeld. De rituele paringsdans die ze bij elke vraag opvoerden had voor een hausse aan hartaanvallen gezorgd. Niet minder dan een unicum aangezien er de laatste decennia over heel Terra nauwelijk een tiental mensen per jaar aan hartfalen overleden. Helaas had Sjonny toen nog niet voor KosmOnthaal gewerkt, dacht Lina. Hoe jammer! ‘Zo, hier is je bakkie mozzarellasticks, schoonheid. Ik ga nog even de emodouche opblinken. Klant is koningin! Hou jij even de zaak in de gaten? Mijn vertrouwen in jou is oneindig, poppetje.’ De sticks flikkerden geruststellend felgeel. Het water liep Lina in de mond. Gulzig stak ze haar hand uit. Bertje schuifelde uit het zicht. Ze hoorde nog net hoe hij in de gang een zacht wijsje floot om de baders te waarschuwen. Een luid gekir en een diepe grom stegen op uit de donkerte. Fijn. Toch twee mensen die aan hun trekken kwamen. Lina's mondhoeken zakten langzaam. Waarom was zij nog niemand tegengekomen om een duocabine mee te delen? Toen de winkelbel rinkelde, schrok Lina plots op. Oh neen … Het kon niet waar zijn! ‘Linaatje, ik dacht zo, ik kom even iets mee prikken. Waarom één chatbot inzetten als je er twee hebt. Of drie, haha. Of vier, hahaha. Stelsels X5, X6 en X7 zijn volledig vernietigd, las ik net nog op de ratelrol. Dus het aantal oproepen ligt wel even wat lager het komende half uur. Lekker doodstil.’ Gatver die Sjonny was een echte creep. Lina kreeg koude rillingen. Het was de eerste keer dat hij het waagde haar buiten KosmOnthaal te volgen. Op dat incident langs de zweefparking na, natuurlijk. Had ze daar maar melding van gemaakt. ‘He, Sjonny, ik geloof dat mijn emodouche net klaar is. Ik heb Bertje een rouwmodule laten instellen voor mijn betovergrootmoeder die gisteren overleed.’ De brede glimlach verstierf op Johnny’s pokdalige gezicht. Dat werd weer niets vanavond. Maar hij moest en zou Lina hebben voor de dienst Kwaliteitsmonitoring (‘Alle onze gesprekken worden opgenomen om u een nog betere dienstverlening te kunnen garanderen.’) haar de laan uitstuurde. Nuja, hij moest toegeven, het was ook wel wat zijn eigen schuld. Misschien moest hij toch maar eens wat minder prank calls orchestreren. Die arme Lina was er zich totaal niet van bewust dat ze op Cygnus8bis een rabiate fanclub had. Ze werden daar helemaal hitsig van de visufiles die hij hen had doorgestuurd. Die protozoïden vonden het zowel hilarisch als opwindend om een AARDVROUW te bellen en niet bestaande rassen te imiteren. Sjonny kon nog altijd niet geloven dat Lina niet door had dat de creatuurupdates die hij haar bezorgde zo fake als de pest waren. Gaf hij haar een dossier door over zogenaamde WarMatigen of over, haha, Helvaten, viel het haar niet op dat net die circusnummers haar de volgende dag belden. Tja, leuk was ze wel. Slim iets minder. Hij begreep waarom Werk haar niet moest en zij Werk niet moest. Incompatibel. Zou dat nou waar zijn van die rouwmodule? Een geelzwart gestreepte bol schoof opnieuw in beeld. Bertje zwoegde zich een weg naar de toog. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij waaide zichzelf opzichtig koelte toe met de doek waarmee hij net de cabine had gepoetst. De groene druppels spatten in het rond. Drama vóór hygiëne. Misschien moest ze volgende week toch maar eens een andere eettent opzoeken, dacht Lina. Ze had gehoord dat er sinds kort wat verderop een baadtempel was die ook aurale snacks verkocht. Een etablissement speciaal voor vrouwen. Hm, peinsde Lina, het zou de eerste keer zijn dat InfoStad iets echt nuttigs vergund had. ‘Ja, Sjonny, ik zie je straks dan wel in de centrale. Even tien minuutjes rouwen. De dag is al zo druk, om nog maar van dat avondwerk te zwijgen. Nooit heeft een mens eens de tijd om aandacht aan zijn emoties te besteden. Er is nog een mozzarellastick over. Tast gerust toe.’ Nog voor Sjonny kon antwoorden, zette Lina er flink de pas in. Vijf grote stappen en ze verdween de hoek om, de gang in. Discreet floot ze het bekende wijsje. ‘Gnork gnork,’ klonk het vanuit de cabineruimte. Het zou toch niet? Beste lezer
Sinds Nieuwjaar heb ik al heel wat recensies van recente verbeeldingsliteratuur geschreven. Het is een waar genot om zulke goede boeken te kunnen lezen en recenseren! Mijn gedachten over die boeken vind je onder 'Recensies'. Ik denk nog een tweetal weken te lezen en recensies te schrijven. Op mijn Facebookprofiel (www.facebook.com/hal.incandenza.7967/) kan je mooi volgen welk boek ik momenteel lees of recenseer. Je kan natuurlijk ook gewoon regelmatig een kijkje nemen op deze website. Na die fijne leestijd ben ik van plan om opnieuw zelf enkele korte verhalen te schrijven voor Verhalen uit Vreemde Oorden en voor Out Of This World. Ik heb twee bijna afgewerkte projecten in mijn spreekwoordelijke lade liggen ... en nog een heleboel andere ideeën. Dat belooft voor de komende tijd! Tot snel. Finn Een verhaal voor Ilias.
Het is middernacht. De klok slaat twaalfmaal. Het is de laatste dag van het jaar. De mensen schieten vuurpijlen af. Allemaal mooie kleuren. Wat zijn de mensen blij. Dan gaan de mensen en de dieren slapen. Ze zijn heel moe. Eén jongetje is nog wakker. Hij heet Ilias. Hij wil iets weten. Wat gebeurt er met de vuurpijlen in de lucht? Ze vallen niet terug naar beneden. Ze blijven in de lucht hangen. Ze maken de lucht zwart. Vroeger was de nacht niet zwart. Het was altijd blauw. Zoals overdag. Dat was gevaarlijk voor de boten. De zee en de lucht waren allebei blauw. Je kon het verschil niet zien tussen de zee en de lucht. Daarom vlogen de boten uit de zee naar omhoog. Ze gingen de lucht in. En elke boot werd een ster aan de hemel. De mensen durfden niet meer gaan vissen op zee. Iedereen was bang. De mensen vertelden het aan de koningin. Die vond het heel treurig. De koningin zei dat de mensen niet meer op zee mochten. Het was te gevaarlijk. Maar de mensen hadden veel honger. Ze misten de lekkere vis. Daarom kweekten de mensen nieuwe groenten. Oef! Er was opnieuw genoeg om te eten. Nu waren de mensen heel blij. Iedereen was veilig. De mensen wilden feestvieren met de koningin. Maar de koningin was altijd in haar hoge toren. Ze kwam nooit naar beneden. De mensen dachten lang na. Hoe konden ze samen met de koningin feestvieren? Ze maakten buskruit. Het was een nieuwe uitvinding. Met buskruit kon je dingen laten ontploffen. En zo konden de mensen vuurpijlen maken. Boem! De eerste vuurpijl ging naar omhoog. Heel mooi. Op een dag gingen de mensen naar de toren. Daar zat de koningin helemaal boven in een kamer. De mensen staken de vuurpijlen af. De koningin zag de mooie kleuren aan haar raam. Ze was heel blij. Ze ging de trap af naar beneden. De koningin liet alle mensen binnen in het paleis. Toen aten ze samen een lekkere maaltijd. Het was heel fijn. Op alle feestjes gingen daarna vuurpijlen de lucht in. Als de vuurpijlen opgebrand waren maakten ze de lucht zwart. Daarom is het nu ‘s nachts altijd zwart. Hoog in de lucht praten de vuurpijlen met elkaar. Ze zijn heel blij voor de mensen. En de sterren zijn ook heel blij. Ze weten dat de mensen gelukkig zijn. En Ilias is ook heel blij. Hij weet waar de vuurpijlen zijn. En hij weet waarom het ‘s nachts donker is. Middernacht. De overgang van Oud naar Nieuw. Een heleboel jonkies schieten naar hun familie hoog daarboven. Eindelijk! Al een heel jaar wachten de pijlen op aarde en die in het uitspansel op de feestelijke reünie. Het terugzien vieren ze op spetterende wijze. De hemel licht op in vrolijke kleuren. Een reuzenhand lijkt met zwierige penseelstreken allerlei vormen op het canvas van de nacht te schilderen. Sterren, fonteinen, slingers en cirkels tekenen zich af in het diepste zwart.
Pas uren later is het helemaal stil. Mensen drinken nog een laatste glas, ze kaarten wat na. Stilaan zoeken ze hun bed op. Dieren halen opgelucht adem. Ook zij wagen nu een dutje. De lucht lijkt helemaal uitgestorven. Sereniteit heerst over de aarde. Sterren fonkelen vredig, ze zien dat het goed is daar beneden. Maar waar is al het vuurwerk heen? Er zijn mensen die beweren dat vuurwerk terugkeert naar de moederschoot. Geloof er niets van! Geen fragment komt opnieuw op aarde terecht. Alle vuurwerk zweeft hoog in de lucht, gedragen door de dromen die mens en dier elke nacht opnieuw in vervoering brengen. En dat voor eeuwig. Eens het vuurwerk gedoofd is maakt het de hemel nog een tint donkerder. Zie je, de nachtlucht was heel vroeger helemaal niet zwart. Vierentwintig uur op vierentwintig - en dat zelfs voor de tijd werd ingedeeld in uren! - was de hemel strakblauw. Op een wolk, een regenbui of een sneeuwstorm na, natuurlijk. Dit klinkt helaas veel onschuldiger dan het was. We hebben het over een gevaarlijke tijd waarin vele zeelui uitvoeren en nooit de veilige haven terugvonden. Want het blauw van de zee ging naadloos over in dat van de hemel. Was er in volle zee geen wolk te bespeuren dan gleed een schip zomaar de hemel in. Onherroepelijk rees de steven uit het water. Het zeeschuim droop als een bedroevende miezerregen van de romp. Op het dek brak paniek uit. Matrozen voelden dat de lucht ijler werd. Sommigen sprongen overboord. Van die ongelukkigen werd niets meer vernomen. Hun weduwen bleven verweesd achter aan wal. En wat met de kapitein? Hij bond zichzelf vast aan de mast en gebood de blijvers zich benedendeks te begeven. Gek van angst stegen zij samen ten hemel, steeds hoger. Ver onder hen doken kolossen, opgeschrikt door het kabaal, even op tussen de golven. Verwonderd zagen de zeeschepsels het verdoemde schip almaar kleiner worden, tot het ten langen leste nog slechts zwakjes flikkerde aan het firmament. Een ster was geboren. De zee gaf, de zee nam. Grote groepen mensen moesten nu eenmaal gevoed worden. Schepen kozen op eigen risico het ruime sop, de dorpen waren zo hongerig naar vis. Voor een schip uitvoer speurde de bemanning gespannen de hemel af. Daar! Hoopvol grijs en wit in de lucht. Leek het veilig, waagden de zeelui het erop. De kapitein probeerde het gevaar in te perken door zo dicht mogelijk bij de kust te blijven. Maar de dieren die de zee bevolkten leken dit te voelen. Ze bleven verder van land weg. En zo werd vissen rekenen en gokken. In de kustdorpen begonnen de mensen wolken te aanbidden. Ze richtten totems op, gooiden zich ervoor op de grond alvorens de schepen de haven verlieten. Maar verhoorden de nieuwbakken goden de gebeden? Soms, vaak zelfs, liep een boottocht slecht af. Wanneer de wolken oplosten en de zon ongenadig hard over de golven scheen slorpte de hemel de opvarenden gulzig op. Na zo’n teug bleef de zee schuldbewust achter. Lichte wolken trokken opnieuw over kalme baren. Op het water heerste stilte. De zee rouwde om de vissers. Alles veranderde in de negende eeuw, toen in het Oosten een machtige vrouw het verdriet van een gans volk torste. In het Middenrijk, een immens land dat zich uitstrekte over steppen, taiga’s, bergketens en woestijnen, een land zó groot dat enkel een peilloze oceaan het kon begrenzen, had de wijze keizerin op een dag de sterren geteld. Ze was erg geschrokken toen ze merkte dat ze alle getallen opgebruikt had die bestonden. Nóg blonken sterren boven haar die ze niet geteld kreeg. Verschrikkelijk! Al die verloren schepen. Al die onzalige zielen. De nobele vrouw aarzelde niet toen haar de omvang van de ramp duidelijk werd. Ze besliste daar en dan om de grote scheepvaart af te schaffen. Het volk moest tegen zichzelf beschermd worden. Sindsdien was het haar onderdanen bij wet verboden om zich nog in open water te begeven. Riviervaart kon enkel als men aan boord steeds een oever in zicht had. Keizerlijke verkenners brachten hiervoor de meanders van de stromen en de breedte van rivieren en meren nauwgezet in kaart. De keizerin startte grote teeltprogramma’s in haar wijdse rijk. Ze stuurde geleerden en agraren naar de meest noodlijdende gebieden. In overleg met de lokale bevolking plantten haar gezanten exotische zaden uit verre provincies in nieuwe grond. Het bleek een slim keizerlijk besluit van de Verheven Moeder. Haar kinderen konden nog vissen, zij het enkel in veilig verklaarde gebieden. De nieuwe teelt ving het verlies aan vangst op zee op. Specerijen en andere handelswaar konden haar kinderen nog steeds over binnenwaters van de ene stad naar de andere brengen. Maar de betrekkingen met de naties over het water verbrak de keizerin onherroepelijk. Die blauwe hel was gewoonweg te hachelijk, vond ze. De keizerin wilde geen van haar kinderen nog aan de hemel en de zee opofferen. Zij, godin op aarde, hoefde de wolken niet te verafgoden om resultaat te boeken. Op haar eentje had zij het gevaar bedwongen. Aldus voer geen schip nog de lucht in. Het volk moest eerst wennen aan deze nieuwe manier van leven. Niet meer de zee op voor grote visvangst? Niet meer duiken naar de kostbare schatten die de zee herbergde? En niet meer dromen over avonturen in den vreemde? Maar algauw ervoeren mensen de weldadige geruststelling van een veilig teruggekeerde broer, zus, vader of moeder. De angst die al die tijd als een stille deken over het volk had gelegen verdween. Een zucht van opluchting ging door het rijk. De mensen kregen zoveel schik in het leven dat ze de keizerin wilden laten meedelen in de algehele volksvreugde. Zij kenden haar als een ernstige, peinzende vrouw. Maar hoe konden ze haar bereiken? De Verheven Moeder woonde hoger dan om het even wie. Haar naaste buur was de zon zelve. Toen zij de troon besteeg liet zij een nieuw paleis bouwen op een onherbergzame rots. Ter viering van haar lustrum werd vervolgens naast het paleis de hoogste toren van het rijk opgericht. De keizerin bracht er haar dagen in de spartaans ingerichte zolderkamer door. Waar zij als jonge troonopvolgster nog van praal had gehouden was ze met het klimmen van de jaren tot andere inzichten gekomen. Enkel omhelsd door de wind dacht zij op die eenzame hoogte aan niets anders dan het lot van haar volk. Hoe kon zij toch haar kinderen een beter leven schenken? De bestrijding van het duivelspact tussen hemel en zee was voor haar slechts een begin geweest. De keizerin leed onder de zware taak die ze zichzelf oplegde. De Verheven Moeder had geen tijd om de trap af te dalen, laat staan om zich onder haar onderdanen te begeven. Dat was de trieste waarheid : ze hield zielsveel van haar volk, maar ze had zichzelf veroordeeld tot sobere eenzaamheid. Zo meende ze het volk het best te dienen. Hoezeer de mensen dit ook wensten, zij konden haar niet bereiken. Aan het paleis werd hen de toegang tot de keizerlijke vertrekken ontzegd. Geschenken mochten zij niet afgeven want deze zouden de keizerin kunnen afleiden van haar heilige opdracht. Dus besloot het volk om een even wijs besluit te nemen als de keizerin had gedaan toen zij de zee tot verboden gebied verklaarde. Op geheime dorpsvergaderingen staken mensen de koppen bij elkaar. De slimste van elk dorp werd afgevaardigd en naar de dichtstbijzijnde stad gestuurd. Daar pleegden vertegenwoordigers uit de hele streek opnieuw overleg. En zo dacht het ganse land mee. Uiteindelijk kwam één zo’n volksraad in een slaperig bergstadje tot een wakker besluit : men moest vreugdewensen naar de keizerin jagen, hoog de lucht in! De Verheven Moeder woonde waar geluid haar niet bereiken kon. De mensen probeerden daarom eerst ballonnen uit. Die stegen weliswaar snel boven de hoofden van de mensen op. En met hun vrolijke kleuren brachten zij nieuwe schakeringen in het egale uitspansel. Hehe, dat bracht wat afwisseling in het ontmoedigende strakke blauw dat enkel onderbroken werd door de trieste sterren die de bevolking aan haar verliezen herinnerde. Mensen keken de ballonnen aldus eerst vergenoegd na. Tot ze zagen hoe de ballonnen bij de minste windstoot afdreven. Zo zouden zij nooit bij de hoogste torenkamer blijven hangen! Vele andere ideeën werden getest, maar het ijverige volk kwam niet tot een oplossing. Nog steeds wist de keizerin niets van dit alles. Wijs als ze was regeerde ze in vertrouwen. Haar soldaten waren er enkel om de mensen te helpen, niet om ze te controleren. De Verhevene Moeder wijdde zich geheel en al aan de verdere bescherming van haar kinderen. Van het gepeins van haar dierbaren was zij niet op de hoogte. In een voormalige zeehaven waar de bevolking sedert de keizerlijke verordening flink was gegroeid besliste een raad van wijzen uiteindelijk om volledig nieuwe materialen op te sporen. Konden de heilige elementen hierbij uitkomst bieden? Het water betekende gevaar. Daar zou men geen heil vinden. De ether moest men in, dat was het doel in plaats van het middel. Zou het vuur misschien verlossing brengen? Maar vlammen reikten niet hoog genoeg. Zelfs het grootste vuur dat men bij de toren aanlegde zou geen rook tot helemaal naar de torenkamer voeren. Bleef nog over … de aarde. Op aangeven van de raad gingen de knapste koppen op zoek naar onvermoede schatten in de rijke bodem. Deze zoekers stootten in de verste uithoeken van het land op bijzondere natuurverschijnselen. Vreemd schitterende stenen. Sissende plassen. Vluchtige geuren die onder bepaalde omstandigheden neersloegen als vloeistof. Planten die via trillingen in de lucht met elkaar communiceerden. Mysterie na mysterie kwamen de zoekers tegen. Maanden later kwamen de koene verkenners samen in een uitgestrekt woud. De open plek waar ze hun kamp opsloegen vulde zich al snel met hun kostbare vracht. Nu begon een lange periode van experimenteren. De zoekers probeerden alle mogelijke combinaties van de meegebrachte schatten uit. Men sloeg mineraalbrokken op elkaar. Hieruit kwamen vonken, maar daar kon men niets mee aanvangen. Men slaagde erin een enorme kleurrijke wolk te creëren, maar die loste quasi onmiddellijk op. Naarstig experimenteerde men voort. Op een gezegende dag ten slotte lagen zwaar verhit hout, een raadselachtige vaalgele materie en een onbestemd wit poeder broederlijk naast elkaar in een put. De zoekers probeerden, zoals zij al zo vaak met verschillende mengsels hadden gedaan, verschillende verhoudingen uit. Ze stampten de boel aan en staken het goedje in brand. De enorme knal die toen volgde veranderde niet alleen het Middenrijk maar de hele wereld voorgoed. Met verbazing keken de zoekers omhoog. Prachtige kleuren verlichtten de hemel. De zoekers wezen met open mond naar wat ze zagen. Een maand later was het zover. Aan de voet van het paleis verzamelde zich een uitgelaten menigte. De soldaten aan de poort keken elkaar onbegrijpend aan. Moesten ze nu alweer de mensen wegsturen? Maar deze keer waren ze met zovelen! Een man stapte uit de menigte naar voren. ‘Wij weten dat de Verheven Moeder niet mag gestoord worden. Maar sta ons nu toch toe onze vreugde te uiten. Sinds het keizerlijke besluit leven we in een zalige roes van vrede en veiligheid. Als dank aan de keizerin kleuren wij de lucht voor haar!’ De man maakte een wijds gebaar naar de mensen achter zich. De wachters wilden nog ingrijpen, maar de aanwezigen haakten snel de armen in elkaar. Ze vormden een onbreekbare ketting rond een kleinere groep die zich in het midden van de menigte bevond. Op een kleine open plek daar schoten de dapperste mensen vuurpijlen af. Geel, roze, oranje en rood wisselden elkaar vlug af. De hemel stond in brand! De wachters lieten verbouwereerd hun hellebaarden zakken. De menigte barstte in een vrolijk lied uit. ‘Oh Moeder des Volks Komt u naar het raam Zie bonte kleuren Hoop, geluk, liefde Brengen uw kind’ren.’ De toren was zo hoog dat de mensen niet zagen dat de keizerin uit haar overpeinzingen wakker schrok en ongerust naar het venster snelde. Wat waren toch die flitsen die haar kamer verlichtten? Dit moesten wel reuzebliksems zijn. Hopelijk was het volk niet in gevaar. Eens ze naar buiten keek sloeg haar bezorgdheid om in verwondering. Ze knipperde met de ogen. Zo had ze de hemel nog nooit gezien! Wat een kleurenpracht. De eenzame keizerin ervoer een warmte die ze lange tijd gemist had. Gefascineerd bleef ze naar de hemel staren. Ze voelde hoe haar wangen nat werden. De lucht veranderde telkens weer van kleur. Waar ze eerst nog dacht dat deze wonderen uit de hemel neerdaalden zag ze ineens hoe de kleuren uit de aarde leken op te rijzen. Het leken wel pijlen, zo snel schoten de kleuren omhoog. Hier moest de keizerin meer van weten. Met besliste tred ging ze de trap af. Het duurde een hele poos voor ze de grote hal van het paleis bereikte. Wachters liepen op haar af, onderwijl diepe buigingen makend. ‘Vergeef ons, Verheven Moeder, wij wilden u niet storen. Maar het is fantastisch! Dit moet u zien.’ De keizerin was meer terughoudendheid van haar wachters gewoon. Ze kon deze plotse openheid, dit bijna ongebreidelde enthousiasme wel waarderen. Ze lachte de soldaten toe. ‘Vergezel mij naar buiten. Laat ons samen kijken waar deze wonderen vandaan komen.’ Een groot gejuich steeg op toen de zware poorten langzaam opengingen en de keizerin aan het volk verscheen. Het was tijden geleden dat ze nog zoveel volk samen gezien had. Het vlammetje dat de keizerin daarnet in de toren in zich had voelen gloeien werd steeds groter. Een vreugdevuur laaide heerlijk in haar op. ‘Alleen een groot volk is in staat tot zulke wonderen! Treed nader tot mij en vertel me alles over het hemelpalet dat jullie zo vaardig bezigen.’ De mensen werden stil. Nog nooit hadden zij de keizerin horen spreken. Vol ontzag schuifelden ze voetje voor voetje naar haar toe. Toen zij van dichtbij haar brede lach en haar mooi oplichtende ogen zagen waagden zij het haar vraag te beantwoorden. Eerst sprak men nog zachtjes, maar algauw vulden vrolijke stemmen de lucht. De keizerin luisterde geboeid naar de verhalen over de ontdekkingstochten doorheen het rijk en over de uitvinding van het hemelse kleurenboeket. Toen de mensen stilaan uitverteld waren en enkel nog gelukzalig stonden te glimlachen nodigde ze iedereen uit binnen te komen. ‘Zo lang spreken maakt hongerig! Lieve wachters, vertel het keukenpersoneel dat ik een groot banket wens in te richten. Laat eerst en vooral geestrijke drank aanrukken.’ Het werd een avond om nooit meer te vergeten. Sindsdien werd bij elke feestelijke gelegenheid vuurwerk afgeschoten. De mensen wisten meer en meer kleuren aan hun palet toe te voegen. Groen! Paars! Zilver! Na een tijdje merkte men dat de hemel een tint donkerder werd. Deze kleur verscheen zo ongeveer op het moment dat de vogels stopten met fluiten en de mensen naar bed toe gingen. Ze werden gewaar dat ze onder deze zalig donkere hemel beter de slaap konden vatten. ‘s Morgens stonden zij uitgerust en goedgeluimd op, klaar voor de werkdag. De uren onder het strakke blauw gleden nu aangenaam voorbij. Tevreden blikten de mensen ‘s avonds omhoog. De sterren schenen feller te fonkelen dan voorheen. Het leek wel alsof de verloren zielen zich minder eenzaam voelden in hun hemelse spookschepen. Telkens als feestelijke kleuren de lucht inschoten wisten de eeuwig wachtenden dat hun families op aarde iets te vieren hadden. Hoe geruststellend. Het leven in het Middenrijk ging door, de inwoners hadden het geluk hervonden. En de duisternis die nu op de dag volgde luchtte de scheepvaarders daarboven nog meer op. Hun vaders, moeders, broer en zussen op aarde konden vredig de slaap vatten. Dit maakte de zielen daarboven zo gelukkig dat ze ‘s nachts wat meer begonnen te schitteren. Hoe lang lijkt de negende eeuw niet geleden intussen? Nog steeds schieten mensen bij blijde gebeurtenissen vuurwerk af. De nacht is intussen pikzwart geworden. Sterren fonkelen feller dan ooit. En tussen de sterren en de aarde in verzamelt zich alle vuurwerk dat ooit werd afgestoken. Uitgedoofd maar tevreden wisselen de pijlen nieuwtjes uit, over het geluk op aarde en de vrede in de hemel. Rosa Holderman zit te knikkebollen in de zetel. Rondom haar ligt confetti in feestelijke kleuren op het tapijt. Na het vuurwerk is de stilte gekomen. Het is intussen al flink na één uur ‘s nachts. Het nieuwe jaar is ingezet.
Op het einde van de maand komt wat flessenpost voorbijgedreven ...
|
AuteurFinn Audenaert rapporteert uit randgebieden van ArchivesCategories |