Anton verdronk in de lauwe koffie. Wild om zich heen trappend probeerde hij opnieuw aan de oppervlakte te komen. Maar telkens hij bovenkwam, werd hij kopje onder gedrukt. Toen hij de eerste maal boven was gekomen hadden zijn ogen tevergeefs een lepel gezocht. Zijn longen stonden zo langzaam aan op springen. Radeloos keek hij in het diepbruine water om zich heen naar iets om zich aan af te stoten. De rand was te glad en te steil. Anton zag nauwelijks wat in de smurrie. Dieper in het kopje vond hij geen afbrokkelende suikerklont waaraan hij zich even kon vastklampen. Uitgeput zonk hij ten slotte helemaal weg. Zijn voeten raakten de dunne suikerlaag op de bodem en bleven daar even stil hangen. Daarna zweefde Anton zacht weer naar boven.
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
AuteurFinn Audenaert rapporteert uit randgebieden van Archives
Februari 2024
Categories |