'Hoeveel uitsteeksels bezit de gemiddelde dwaler?’
‘De *dwaler* bezit over het algemeen vier grote uitsteeksels en een twintigtal kleinere.’ ‘Zijn alle uitsteeksels in de ondergrond verzonken?’ ‘Neen, de *dwaler* gebruikt twee grote uitsteeksels om zich voort te bewegen.’ [...] ‘Heeft u nog een zoekopdracht?’ [luid geloei] ‘Uw uitroep van [middellang ratelgeluid] ongeloof staat genoteerd in onze databank. Blij u van dienst te kunnen zijn. Wij zijn binnen elke tijdlijn bereikbaar.’ -------------------------------------------------------------------------------- ‘Definieer het begrip [gebliep] *voedsel*.’ ‘*Voedsel* is brandstof voor het lichaam.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *lichaam*.’ ‘*Lichaam* is de veruitwendiging van de levensvorm.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *uiterlijk*.’ ‘*Uiterlijk* is wat men zintuiglijk kan waarnemen. Voelen. Zien.’ ‘Definieer het begrip [gebliep] *voelen*.’ ‘Excuseert u mij, ik moet u helaas even in wacht zetten. We krijgen een dringende oproep binnen van een stelsel in hoge nood.’ --------------------------------------------------------------------------------- ‘Gnork gnork. AARDVROUW!’ ‘Gelieve uw zoekopdracht als bevel of vraag op te geven.’ ‘AARDVROUW OPWINDENDE STEM! Gnork gnork.’ ‘Ik schakel u even door naar een mannelijke collega.’ ‘Gnor…’ [klik] * Het was me weer het avondje bij KosmOnthaal, afdeling Terra, dacht Lina. Ze had er flink genoeg van. Eerst maar eens een bakje virtufriet gaan prikken om de hoek. ‘Sjonny, zet je even de chatbot op, module 'vriendelijk-vrouwelijk'? Zet de serieuze vragen in wacht. Over twintig minuutjes ben ik wel terug.’ Sjonny keek bedenkelijk. Duidelijk uit het verkeerde hout gesneden, die Lina. Niet de ruggengraat van een echte vrijwilliger. Hij moest maar eens kijken of z’n telemaatje via artikel 52 KosmOnthaal was binnengerold. Tsss, laat het maar aan de Partij over om een werkontkenner zo de volfunctionele maatschappij weer in te duwen. Vrijwilligeren bij de overheid of een weinig benijdenswaardige pioniersfunctie in HD1, zo dicht bij de rand van het heelal dat je er bijna middeleeuwgewijs afviel. Je kon het nauwelijks een keuze noemen, vond Sjonny. Lina zwaaide even opzichtig met haar krullen. Die hele Johnny kon haar rug op. Figuurlijk dan. Met zijn domme blikken. Alsof ze niet zag dat ie haar de hele tijd zat aan te staren als ie net even geen oproep kreeg. Hoe kwam het trouwens dat zij zoveel oproepen moest beantwoorden? Soms zag ze hem gewoon online schaken! Hehe, gelukkig verloor hij meestal. Natuurlijk omdat hij meer naar haar keek dan naar het bord. Wat een sul. * ‘Ha, die Lina! Fris en vrolijk als altijd. Kleintje met mayo, twee frikadellen? Blikje heroïne dabei?’ Jezus, wat zat het tegen met de mannen in dit deel van de stad. In de hele stad, eigenlijk. ‘Blikje heroïne.’ Sinds het genationaliseerde Coca Cola veroordeeld was voor grootscheepse narcoticahandel ter financiering van Iman-Contra-Hate was de vroegere frisdrankgigant de risee van elke middenstander, die nu eindelijk zijn gram kon halen. Alleen, dat was ook alweer dertig jaar geleden. ‘Blikje heroïne.’ Ouwe bak. ‘Meer goesting dan honger, Bertje. Doe me maar een portie mozzarellasticks en zet even een emodouche aan.’ Lina keek al uit naar enkele minuten onbezorgd negentiende-eeuws lentegevoel. Een waterzonnetje. Echte vogels. Groen. Ze verlangde zo naar de natuurlijke gematigde warmte dat ze de koelte bijna op haar tong proefde. Zonder een emodouche kwam ze de dag tegenwoordig niet door. ‘Zeker wel, meissie, achterin is er nog een cabine vrij. Kijk vooral niet in die met het paarse gordijn, haha, dan komen die sticks weer je mond uit.’ Yep, InfoStad was echt hopeloos. Lina zuchtte diep. Die naam alleen al. Hoe kon je op een saaiere plek leven dan in een stoffig ambtenarennest genaamd InfoStad. Elke man leek wel een eunuch. Een geile eunuch, dat wel. Maar toch : een eunuch. Hoe onnozel de interstellaire berichten bij KosmOnthaal soms ook waren - opnieuw stak bij Lina het vermoeden de kop op dat Sjonny puberale wezens doorheen het hele universum inseinde om haar op te roepen en zweterige vragen te stellen - ze hoefde er de koppen tenminste niet bij te zien. Godzijdank was de visuele component van de oproepen afgeschaft nadat de Moefatstammen Terra hadden ontdekt en onophoudelijk hadden ingebeld. De rituele paringsdans die ze bij elke vraag opvoerden had voor een hausse aan hartaanvallen gezorgd. Niet minder dan een unicum aangezien er de laatste decennia over heel Terra nauwelijk een tiental mensen per jaar aan hartfalen overleden. Helaas had Sjonny toen nog niet voor KosmOnthaal gewerkt, dacht Lina. Hoe jammer! ‘Zo, hier is je bakkie mozzarellasticks, schoonheid. Ik ga nog even de emodouche opblinken. Klant is koningin! Hou jij even de zaak in de gaten? Mijn vertrouwen in jou is oneindig, poppetje.’ De sticks flikkerden geruststellend felgeel. Het water liep Lina in de mond. Gulzig stak ze haar hand uit. Bertje schuifelde uit het zicht. Ze hoorde nog net hoe hij in de gang een zacht wijsje floot om de baders te waarschuwen. Een luid gekir en een diepe grom stegen op uit de donkerte. Fijn. Toch twee mensen die aan hun trekken kwamen. Lina's mondhoeken zakten langzaam. Waarom was zij nog niemand tegengekomen om een duocabine mee te delen? Toen de winkelbel rinkelde, schrok Lina plots op. Oh neen … Het kon niet waar zijn! ‘Linaatje, ik dacht zo, ik kom even iets mee prikken. Waarom één chatbot inzetten als je er twee hebt. Of drie, haha. Of vier, hahaha. Stelsels X5, X6 en X7 zijn volledig vernietigd, las ik net nog op de ratelrol. Dus het aantal oproepen ligt wel even wat lager het komende half uur. Lekker doodstil.’ Gatver die Sjonny was een echte creep. Lina kreeg koude rillingen. Het was de eerste keer dat hij het waagde haar buiten CosmOnthaal te volgen. Op dat incident langs de zweefparking na, natuurlijk. Had ze daar maar melding van gemaakt. ‘He, Sjonny, ik geloof dat mijn emodouche net klaar is. Ik heb Bertje een rouwmodule laten instellen voor mijn betovergrootmoeder die gisteren overleed.’ De brede glimlach verstierf op Johnny’s pokdalige gezicht. Dat werd weer niets vanavond. Maar hij moest en zou Lina hebben voor de dienst Kwaliteitsmonitoring (‘Alle onze gesprekken worden opgenomen om u een nog betere dienstverlening te kunnen garanderen.’) haar de laan uitstuurde. Nuja, hij moest toegeven, het was ook wel wat zijn eigen schuld. Misschien moest hij toch maar eens wat minder prank calls orchestreren. Die arme Lina was er zich totaal niet van bewust dat ze op Cygnus8bis een rabiate fanclub had. Ze werden daar helemaal hitsig van de visufiles die hij hen had doorgestuurd. Die protozoïden vonden het zowel hilarisch als opwindend om een AARDVROUW te bellen en niet bestaande rassen te imiteren. Sjonny kon nog altijd niet geloven dat Lina niet door had dat de creatuurupdates die hij haar bezorgde zo fake als de pest waren. Gaf hij haar een dossier door over zogenaamde WarMatigen of over, haha, Helvaten, viel het haar niet op dat net die circusnummers haar de volgende dag belden. Tja, leuk was ze wel. Slim iets minder. Hij begreep waarom Werk haar niet moest en zij Werk niet moest. Incompatibel. Zou dat nou waar zijn van die rouwmodule? Een geelzwart gestreepte bol schoof opnieuw in beeld. Bertje zwoegde zich een weg naar de toog. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij waaide zichzelf opzichtig koelte toe met de doek waarmee hij net de cabine had gepoetst. De groene druppels spatten in het rond. Drama vóór hygiëne. Misschien moest ze volgende week toch maar eens een andere eettent opzoeken, dacht Lina. Ze had gehoord dat er sinds kort wat verderop een baadtempel was die ook aurale snacks verkocht. Een etablissement speciaal voor vrouwen. Hm, peinsde Lina, het zou de eerste keer zijn dat InfoStad iets echt nuttigs vergund had. ‘Ja, Sjonny, ik zie je straks dan wel in de centrale. Even tien minuutjes rouwen. De dag is al zo druk, om nog maar van dat avondwerk te zwijgen. Nooit heeft een mens eens de tijd om aandacht aan zijn emoties te besteden. Er is nog een mozzarellastick over. Tast gerust toe.’ Nog voor Sjonny kon antwoorden, zette Lina er flink de pas in. Vijf grote stappen en ze verdween de hoek om, de gang in. Discreet floot ze het bekende wijsje. ‘Gnork gnork,’ klonk het vanuit de cabineruimte. Het zou toch niet?
0 Opmerkingen
Gewaardeerd lid, geëerd monster,
Het is weer die mooie tijd van het jaar. De algemene ledenvergadering van de Vereniging ter Bevordering van Nachtmerries vindt binnenkort opnieuw plaats! Ditmaal slaan we onze tenten op in het heerlijk afgrijswekkende Nedermokum, alom geroemd vanwege de pokkenplaag die er in 1666 de bevolking decimeerde. Voorwaar, een plek de VBN en haar illustere leden waardig! U vindt ons in het gloednieuwe abattoir dat zich onder het penitentiair centrum in de Striemstraat bevindt, met parkeermogelijkheid op het Ploertenplein. Indien u dit wenst, kunt u met korting overnachten in het nabijgelegen Huiverhotel. (Vierenhalf zwaard in de Gruwelgids.) Speciaal voor onze leden worden de bruidssuites opengesteld. Vanaf middernacht brengt room service om het uur een maagd naar uw kamer. Uw lidmaatschap van de VBN omvat ook dit jaar het jus primae noctis (het zogenaamde herenrecht resp. vrouwenrecht). Nadat u de maagd tot u genomen heeft, worden haar/zijn/hun stoffelijke resten de volgende dag live verwerkt in het abattoir. (Kunstinstallatie van onze artist in residence, Terry Mangel. Voor afbeelding, zie achterzijde van de uitnodiging.) Houdt u alstublieft volgende data vrij in uw agenda : vijfentwintig en zesentwintig maart 2023. Na online bevraging van onze leden hebben we dit jaar enkele nieuwigheden aan het programma toegevoegd. Wij houden eraan alle deelnemers te danken voor hun suggesties. *Lezing door em. prof. dr. Schemerschelm. Op vraag van velen! ‘Bewijs uit het ongerijmde : hoe monsters met de snelheid van het licht in het Niets oplossen bij inschakeling van de standaard nachtkastlamp’ (Plaatsen beperkt. Gelieve uw plek te reserveren voor één maart 2023.) *Workshop door Vorst Winterwoede en Il Grande Guignolo. ‘Kleerkastcamouflage voor gevorderden : tips & tricks’ (Gelieve op voorhand uw lengte door te geven zodat wij u een kleerkast op gepast formaat kunnen aanbieden. Deze workshop is uit praktische overwegingen helaas niet toegankelijk voor Giganten.) *Schrijfworkshop door Marieke Moordmeid. ‘Subliminale boodschappen in chick lit : hoe wek ik nachtmerries op via romance?’ *Gezamenlijke presentatie van de Lobbygroepen ‘Young Adult’ en ‘Horrorcinema’. ‘De noodzaak tot de algehele verlaging van leeftijdsgrenzen bij onschuldig entertainment’ (Wij nodigen u vriendelijk uit de online petitie te ondertekenen indien u deze presentatie door omstandigheden niet kunt volgen: www.treatkidsasadultalwayseverywhere.com/petition/ .) *Nachtelijke poolparty. De boog moet niet altijd gespannen staan! Op het einde van de welgevulde openingsdag is er tijd voor een ontspannen babbel met uw vrienden van de VBN aan of in het water. Locatie : ‘Wanda’s Wellness’, toegankelijk via de onderaardse gang ter hoogte van de wandelkoer van het penitentiair centrum. Dress code : ‘Swimming with sharks’. Wij voorzien in het zwembad aas in de vorm van gekidnapte huisdieren. In de bar vindt u cocktails zowel met als zonder bloed. Lijdt u aan bloedarmoede? Gelieve de barkeeper ter plekke in te lichten. Hij maakt een cocktail op maat voor u. En natuurlijk bieden wij ook dit jaar de vertrouwde activiteiten opnieuw aan, onze everreds zeg maar : *Awarduitreikingen. Categorieën : verschrikkelijkste verhaal voor het slapengaan - rilrijmpje van het jaar - meest tinnitusopwekkende audioboek. De winnaars van de voorbije editie hebben hun komst bevestigd. Zij zullen de trofeeën aan de gelukkigen uitreiken. Wie o wie pronkt binnenkort met een verguld Doorgezaagd Lichaam (nieuwe creatie van Terry Mangel!) op de schouw? Stemmen per gefingeerde zelfmoordbrief kan nog tot 28 februari 2023. Op schrikkelschrikdag worden de stemmen onder het toeziend oog van een gerechtsdeurwaarder geteld. Wij wensen de genomineerden veel succes toe! *Meet & greet met de medewerkers van het ledenblad ‘Nachtnijd’. Zullen u met plezier te woord staan : _ Danny Doordromen, onthoofdredacteur _ Methusalem Martel, senior writer _ Lavinia Levenslang, ledenwerving _ Aagje Aargh!, publiciteitsverantwoordelijke en content creator voor onze socials _ Riyaan Ravijn, verantwoordelijke voor de glossy bijlage ‘Ramptoerisme’ *Keeldichtwedstrijd voor alle bezoekers. Wij plaatsen het winnende keeldicht in het volgende nummer van ‘Nachtnijd’. Eeuwige roem was nog nooit zo dichtbij! *Charity event. Doneer ook dit jaar uw oude vermommingen aan monsters die in uiterst moeilijke omstandigheden elke nacht opnieuw het beste van zichzelf geven in slaappilgebieden zoals de Vervreemdende Staten. Steun onze helden! De slogan van de algemene ledenvergadering luidt dit jaar ‘Verslaap uw leven niet!’ Wij zijn vereerd u te kunnen melden dat wij een heuse celebrity konden strikken voor de openingsrede die deze slogan uitdiept. Uit het verre Roemenië komt Nous Verras-tu, de gevierde componist van de ‘Symphonie des Grauens’, overgevlogen. Hij zal u in het Frans onderhouden over onze morele en medische plicht ‘s nachts bij kinderen overal ter wereld hartritmestoornissen op te wekken. Wij kijken alvast reuze uit naar de algemene ledenvergadering! U komt toch ook? Zoja, vragen wij u vriendelijk om uw gegevens op de achterkant van deze brief te noteren en deze nadien in de bus van uw lokale hersenschimcentrum te deponeren. Behoort u tot de monsters van de jongste generatie? Nieuw bloed is van harte welkom! U kunt de Google Form invullen op de jongerenversie van onze website, www.verybadnews.com. Hartelijk, Uw voorzitter, Karel ‘Nautilus’ Kraken Anton verdronk in de lauwe koffie. Wild om zich heen trappend probeerde hij opnieuw aan de oppervlakte te komen. Maar telkens hij bovenkwam, werd hij kopje onder gedrukt. Toen hij de eerste maal boven was gekomen hadden zijn ogen tevergeefs een lepel gezocht. Zijn longen stonden zo langzaam aan op springen. Radeloos keek hij in het diepbruine water om zich heen naar iets om zich aan af te stoten. De rand was te glad en te steil. Anton zag nauwelijks wat in de smurrie. Dieper in het kopje vond hij geen afbrokkelende suikerklont waaraan hij zich even kon vastklampen. Uitgeput zonk hij ten slotte helemaal weg. Zijn voeten raakten de dunne suikerlaag op de bodem en bleven daar even stil hangen. Daarna zweefde Anton zacht weer naar boven.
Toen zijn levenloze lichaam boven kwam drijven, schalde een uitgelaten stem door de bar. ‘Ik had het je toch gezegd! Geen drie minuten houdt die kleine het vol daar beneden. Kom maar op met die poen.’ Zuchtend klikte Marius de transfer-app aan. Neen, dit was beslist zijn dagje niet. Hij had deze ochtend al vier weddenschappen verloren. En in zijn zak zaten nog maar twee mannetjes. Zo zou hij het nooit tot de profliga schoppen. Daar was zelf wedden om rond te komen helemaal niet nodig. Gokbedrijven sponsorden jou! Maar die comfortabele situatie was vandaag slechts een verre droom. Marius moest beslist meer tijd stoppen in de training van zijn kereltjes. En waar zou hij het geld vandaan halen om zijn manschappen aan te vullen? Het rampzalige verloop van de dag stemde Marius tot nadenken. Hij knikte zijn tegenspeler afgemeten toe, ging naar de toog en vroeg om de rekening. Ook dat nog. De verliezer betaalde voor de koffie. Boos verliet Marius de bar. ‘Wat een ochtendhumeur’, grinnikte Bart. Hij bestelde een volgend kopje. ‘Is er nog iemand in de bar die het tegen me wil opnemen? Ik zit dik in de mannetjes en ik blijf tot de middag in de zaak.’ Een klant aan een tafeltje wat verderop stond op, grabbelde in zijn jaszak en liep op hem toe. Bart glimlachte breed. * Zes maanden later namen Bart en Marius het opnieuw tegen elkaar op, ditmaal in de provinciehoofdstad. Hoe anders was het decor nu! Rondom het platform waren dikke rode koorden gespannen. Daarachter vergaapten drommen toeschouwers zich aan de wedstrijd. Marius tikte even op het logo op zijn shirt en draaide zich goed naar de camera toe. Hij mocht zijn sponsorverplichtingen niet uit het oog verliezen. Op zijn smartphone zag hij dat de meeste volgers op zijn tegenstander aan het stemmen waren. Nou, ze zouden nog wel eens wat zien. Marius was helemaal klaar voor de laatste proef! Een official blies een handvol zand in de ogen van Frederik, het mannetje van Marius. Frederik zwaaide druk met zijn armen in de lucht in een stoere poging de zandstorm af te weren. Zoals hij het geleerd had, hield hij zijn ogen gesloten en wapperde hij zijn armen zo snel hij maar kon. De adem van de official was warmer en stonk meer dan wat hij gewend was van zijn baas. Op sommige wedstrijdomstandigheden viel nu eenmaal nauwelijks te trainen. Met Marius’ belofte in gedachten verweerde Frederik zich kranig. Ver boven zich hoorde hij de seconden op de klok wegdaveren. Hij was vastbesloten die wandeling buiten het terrarium te maken vanavond. Bart griste zijn slappe mannetje van tafel. Hij zag de bui al hangen. Dit zou zijn dagje niet worden. Hij wist maar al te goed waar het vandaag was fout gelopen. Onwillekeurig keek hij naar de wedstrijdklok. ‘Achtenveertig… Negenenveertig… Stop! Negenenveertig seconden. Marius van BetAllUWant breekt het provincierecord. Wat een sensatie hier in de arena!’ De verslaggever in de studio ging helemaal uit zijn bol. De camera zoomde in op Marius. Zelfvoldaan stak die een duim op naar de camera. Hij had het geflikt! Op het beslissende moment had Marius zijn beste mannetje in de strijd geworpen. Niet alleen had hij zijn volkje de voorbije maanden bootcamp na bootcamp laten doorlopen. Hij was zo slim geweest om ook zichzelf een rigoureus programma op te leggen. Met een keur aan proeven had hij thuis vooral op geduld getraind. En elke avond had hij mogelijke wedstrijdscenario’s doorgenomen met de laatste stats van zijn mannetjes naast zich. Van die inspanningen plukte hij nu de vruchten. Bart had overmoedig als hij was zijn sterkste mannetje al bij de tweede ronde ingezet. Maar de spectaculaire magnetronproef telde voor minder punten mee dan sommige andere onderdelen. Het was heel moeilijk je mannetjes af te richten om zo laat mogelijk uit elkaar te spatten. Marius had zijn volkje weliswaar getraind om hun lichaamstemperatuur zo lang mogelijk onder controle te houden, maar er waren natuurlijk grenzen aan de rekbaarheid van het menselijke lichaam. Neen, veel beter was het om in te zetten op de echte uithoudingsproeven in plaats van op de onderdelen die het best bij de kijker thuis scoorden. * ‘s Avonds blonk Marius tevreden zijn trofee op. Het maakte niet uit dat die nog gloednieuw was. Het was zijn eerste prijs en die verdiende zijn onverdeelde aandacht. Het uitloophok had hij pal naast de tafel gezet waarop zijn trofee stond te stralen. Door het raster heen zag Marius de kleine Frederik tevreden ronddrentelen daar beneden in het groen. Hij zou het kereltje twee uren buiten het terrarium gunnen. Wat frisse buitenlucht had ie wel verdiend. Het mannetje keek even naar boven, zwaaide naar hem. Morgen zou Marius nieuwe mannetjes scoren in de winkel in de hoofdstraat en de volgende ronde van het kampioenschap voorbereiden. Frederik, zijn enige overlever van de dag, zou hij enkele weken rust gunnen terwijl hij de nieuwe manschappen trainde. Het leven lachte Marius en Frederik absoluut toe. 'If you want to know what God thinks of money, just look at the people he gave it to.' - Dorothy Parker
De rijkste man ter wereld hoste ongegeneerd door de kamer. Op een glanzend scherm in het grote vertrek, omringd door vele kleinere schermen waarop allerlei grafieken in hoog tempo verschenen was net het heuglijke nieuws in een droge mededeling opgedoken. Hierop zat Joshua D. Lafayette, de gevierde filantroop en tech-verlosser, al weken te wachten! Hij was nu helemaal officieel opnieuw de rijkste man ter wereld. Dat was hij natuurlijk de voorbije maanden ook al geweest, maar bepaalde geldstromen mochten het daglicht niet zien, natuurlijk. Hij wilde niet dat elke Jan Lul de quasi onbevattelijke omvang van zijn rijkdom in concrete getallen probeerde te vatten. Zoiets zou het hele maatschappelijke bestel gewoonweg ontwrichten. Zijn vermogen was namelijk vele malen groter dan algemeen bekend was. Zo was het overigens wel bij het merendeel van de namen die figureerden op de lijstjes die de grote zakenbladen publiceerden. Dat het volk zou morren moest het de weerzinwekkende dimensies van zijn rijkdom kennen was nog licht uitgedrukt. Veeleer zou een woedende meute hem uit zijn statige woonst jagen, de straat op, om hem kaal te scheren en hem de designerkleren van het lijf te rukken. De man overschouwde goedkeurend de bedrijvigheid in zijn penthouse, ver boven het plebs verheven. Algauw verzonk hij weer in overpeinzingen en glimlachte hij gelukzalig. Het personeel rondom hem werkte stug door. Het herenhuis dat Lafayette zogezegd bewoonde was niet meer dan een soortement gemeubileerde hal. Wat een poppenhuis voor een kind was. Zijn echte woonplek was Edelhof Ten Stroome, een overdadig paleis waar hij, wanneer het werk het toeliet, enkele nachten per week doorbracht bij zijn Elise. Dit tuinpaleis, zoals zijn echtgenote en hij het liefkozend noemden, lag achteraan de immense tuin die bij zijn herenhuis hoorde. Aan de tegenoverliggende kant grensde Edelhof Ten Stroome aan de Laat, een kunstmatige rivier die de vorige eigenaar, een in opspraak geraakte baron, had laten graven. Het paleis was van geen enkele kant zichtbaar. Vooraan belemmerde het hoge herenhuis het zicht op de immense tuin. Een appartementenblok moest er niet voor onderdoen. De tuin was dan weer omzoomd met hoge bomen, struikgewas en hekken, en trok het paleis langs beide zijkanten uit het zicht. De Laat, aan de achterkant van Lafayettes reusachtige domein, werd ten slotte aan het oog onttrokken door een metershoge wal vlak achter de rivier. En oh ja, boven de enorme gated community waarin zijn herenhuis en het tuinpaleis lagen was een heuse no fly zone ingesteld, een leukigheid die hij zichzelf en de trouwste medewerkers die rondom hem woonden met een rist steekpenningen had verschaft. Ach, zijn eigen kleine wereld binnen die niet veel grotere buitenwereld… Lafayette grijnsde jongensachtig wanneer hij aan zijn thuis dacht. Maar terug nu naar het rampscenario! Hij verkneukelde zich. Met gesloten ogen stelde hij zich de boze menigte aan de voordeur van zijn herenhuis voor. De hekken vooraan de exclusieve woonwijk had het misnoegde volk opengewrikt. Twee van de bewakers in vaalbruin uniform had het janhagel, lachend als hyena’s, opgeknoopt aan de lantaarnpaal vlak voorbij de ingang. De witte hekken rondom de andere villa’s, de protserige tempels van de mindere goden die zijn bedrijf had voortgebracht, hadden de uitzinnigen platgetrapt op weg naar hun vijand nummer één. De rieken en toortsen van de opgezweepte massa, de walmende rook en de schorre schreeuwen dacht Lafayette er met genoegen bij. Hij verpoosde al eens graag bij de gruwelijke taferelen waaraan hij ten onder zou kunnen gaan. Zo’n Boschtableau motiveerde hem telkens opnieuw nog meer poen te scheppen. Zei men niet dat geld de opmars van de dood vertraagde? Lafayette sprak stilletjes het ellenlange bedrag uit dat daarnet op het grote scherm verschenen was. Dat duurde een behoorlijke tijd. Een impressionant getal? Maar neen! Het al bij al ‘bescheiden’ getal dat de hele ruimte leek in beslag te nemen was in feite zelfs voor de grootste armoezaaier nog min of meer bevattelijk. Er bestonden in elke taal namelijk nog woorden voor dit bedrag. Elke boerenkinkel zou zich neerleggen bij deze forse reeks cijfers die nog net niet naar het abstracte neigde. Half berustend of diep zuchtend. Licht bewonderend misschien of er zelfs hevig naar verlangend. Joshua D. Lafayette was nu eenmaal de rijkste man ter wereld. En het volk besefte dat hij dat geld verdiend had, dat hij zijn fortuin waard was! Alles welbeschouwd had Lafayette met het klootjesvolk nog het minste werk. Hij snoof verachtelijk. Het echte gevaar kwam uit een andere hoek. Geen gierige Indische textielmagnaat (die pezewever!), geen losbandige Mexicaanse bandenkoning (die zattepulle!), geen schreeuwerige Australische mediamogul (die komeer!) was tegen zijn monolithische alomtegenwoordigheid in de haute finance opgewassen. Maar bij dat feit wilden die nijdigaards zich niet neerleggen. Onophoudelijk probeerden de tycoons de poten onder zijn stoel weg te zagen. Een harde trek verscheen om Lafayettes mond. Hij klapte driemaal in de handen. Als één man stond het personeel op. Alle medewerkers stapten op hem toe, knipten als een mes. 'Alessia, speel de ‘1812’!' Op de tonen van de grootse muziek die het vuurwerk bij Independence Day zo vaak opluisterde, danste zijn personeel een tot in de puntjes uitgewerkte choreografie. Het volume zwol aan. Als het glorieuze standbeeld van een staatsman van wereldbelang stond Joshua D. Lafayette, één voet plechtig op een verhoogje, te midden de sierlijk zwierende en zwaaiende kantoorlui. Die kleine jongen van weleer, te midden de ellende ontsproten aan een nietig middeleeuws stadje in het Westen van het oude continent, een weifelachtige standplaats van vergane glorie, wierp dezer dagen een bijzonder lange schaduw over de wereld. Geen partij machinegeweren wisselde van eigenaar zonder dat de rijkste man ter wereld er zijn zegje in had. Als containers bij nacht en ontij gelicht werden en enorme partijen coke en hasjiesj de havensteden werden binnengesmokkeld wist Lafayette hoeveel man elke crew telde, welk lid van de groep boven zijn stand leefde en wie bijgevolg binnenkort moest kaltgestellt worden. Zag je op het journaal ‘s avonds in een item over alweer een dooie klimaattop een GVI door de lucht klieven, met leuke sfeerbeelden aan boord van druk gebarende sigarenrokende sjeiks, kon je er donder op zeggen dat het vermogen van de rijkste man ter wereld weer wat aangedikt was. In ruil voor zo’n stel speelgoedvliegertjes had Lafayette behendig langlopende olieconcessies verkregen. Ja, waar geld rolde, of het nu groen, zwart of bloedrood was, daar kwam je Joshua D. Lafayette tegen. In de omgang sprak men hem onderdanig aan met ‘Meneer Lafayette’. In de kranten noemde men hem jubelend ‘Man van de Wereld’, een titel die hem best beviel. Het was waar, zijn mondaine dasein verspreidde de idee dat hij waar ook ter wereld thuis was. Meer zelfs, dat hij om het even waar hij ook voet zette de lokale problemen oploste enkel en alleen door zijn magnetiserende aanwezigheid. Deze tech-god bracht zijn gelovigen instant verlossing! De verleidelijke geur van zijn bankbiljetten beving al wie in zijn buurt kwam. Vorige week nog had hij in het onooglijke Liechtenstein, ver weg van de camera’s, de regent uit een netelige vrouwenaffaire gered. De ontvreemde documenten van de koninklijke familie waren wonderlijk snel terecht na zijn tussenkomst. Enkele duizenden kilometers verderop was de broer van de femme fatale in kwestie opgenomen in de raad van bestuur van één van zijn multinationals. De vorst van Liechtenstein had zijn zoon een vermanende tik op het achterhoofd gegeven en Lafayette kon alweer een nieuwe eremedaille in één van zijn praalkisten tentoonstellen, weliswaar voorzien van een kaartje met nietszeggende toelichting voor de stroom aan bezoekers die dagelijks zijn Instituut van de Globale Vooruitgang bezocht. Deze ‘Man van de Wereld’ wist maar al te goed dat de mieren die in grote colonnes door de hagelwitte ruimtes van zijn Instituut marcheerden vooral oog hadden voor al wat blonk, en veel minder voor de zwaarwichtige oorkondes afkomstig uit exotische landen, voor de eredoctoraten van eerbiedwaardige universiteiten en voor de dankbrieven van machtige staatshoofden die de muren sierden. Kanonschoten bulderden door de kamer. Bezwerend stak Lafayette een hand in de lucht. Terwijl de laatste noten van de ouverture klonken, verspreidde het personeel zich. Genoeg vreugde! Tijd alweer voor het slijk der aarde. De ogen van de loopjongens met ronkende functiebeschrijvingen priemden bijna door de schermen heen. Jawel, ook een kwartier later, zo stelden zijn medewerkers vast, was Joshua D. Lafayette nog steeds de rijkste man ter wereld. Zijn personeel wist maar al te goed dat elke minuut telde. De beurzen waren zo grillig dat een rijkaard in een oogwenk in een sukkel veranderde. Daar veranderde bijvoorbeeld de blanke slavinnenhandel, waarmee Lafayette in het Oosten (ook wel in het Westen, maar dat klonk minder schilderachtig) een stevige stuiver verdiende, weinig tot niets aan. Op de beurzen gingen zo’n grote bedragen om dat Lafayettes zwarte geldstromen relatief weinig betekenden. Zijn illegale inkomsten, die voor de doorsnee werkmens een onmetelijk fortuin zouden betekenen, vormden voor hem slechts een kleine buffer die hij waar nodig wat kon verhogen als het, de Mammon verhoedde het, eens wat tegen zat in het bedrijfswezen en op de beurzen. In de kranten van zijn vulgaire concurrent uit Australië las Lafayette al eens lachwekkende gemeenplaatsen als ‘De wereld is een globaal dorp geworden.’ En jawel, het kon nog erger, ‘Wij zijn allemaal met elkaar verbonden.’ Er school zoals in zoveel clichés weliswaar een grond van waarheid in. Onder de online nieuwsstukjes van diezelfde kranten zag hij vaak opmerkingen opduiken zoals ‘Ons kent ons.’ Ook niet mis. Legde je al die zeikzinnen samen, kwam je wel heel dicht bij de schrikwekkende waarheid. In de beklemmend kleine gemeenschap die de wereld geworden was, was iedereen onwrikbaar aan elkaar vastgeklonken. Niet alleen bedisselden de welstellenden alles onder elkaar en warmden de armoezaaiers zich aan elkaars ellende. Neen, meer nog, eenieder kende werkelijk de ander in het net dat zich steeds verder om de wereld sloot. Bewoog de ene zijn arm, trok hij de ander onverbiddelijk met zich mee. En zo kende de rijkaard de stumperd. En meende de stumperd de rijkaard te kennen. Ons kent ons? Het zal wel! Maar de croesussen onder ‘ons’ kenden de sukkelaars beter dan omgekeerd, daar kon je vanop aan. Terwijl in Lafayettes penthouse, enkele jaren geleden pardoes modern-architecturaal bovenop de naar hem genoemde toren gemikt, de medewerkers aan de linkerkant de beurskoersen attent in de gaten hielden, deden hun collega’s ter rechterzijde hetzelfde met het wereldnieuws. Geen belangwekkend feit ontsnapte hen. Waar vielen opstanden te verwachten? En was daar dan een heuse regimewissel op til? Was het volk ginds zover dat het meer belust was op brood dan op spelen? Kortom, waar vielen zaakjes te doen? Het waren net dit soort vragen - en hun verbijsterend ontnuchterende antwoorden - die van Joshua D. Lafayette de rijkste man ter wereld hadden gemaakt. De filantroop-van-de-schone-schijn, de briljante visionair die hele werelddelen online met elkaar in contact bracht, handelde evenzeer in wereldleed als in vooruitstrevende technologie. Alweer volop analyserend ging de ‘Man van de Wereld’ zitten. Schuifelend in zijn stoel wendde hij de blik naar buiten en overdacht de huidige situatie. Geluk was een goed dat hij slechts in kleine dosissen toestond. Het moest niet al te gek worden. Een dansje nu en dan, oké. Maar enkel bij gebeurtenissen die ertoe deden. In familiale kringen had hij bijvoorbeeld al lang de burgerlijke gewoonte opgegeven uitbundig te vieren bij de geboorte van een zoveelste kleinkind. Verschillende van hen had hij trouwens onmiddellijk in zijn testament opgenomen in een lijst getiteld ‘Recht op niets en niemendal’. De ‘D’ in Joshua D. Lafayette, een eerbetoon aan een illustere voorganger, verdiende je namelijk enkel door elk risico ofwel uit te sluiten, ofwel zo klein mogelijk te houden. Dat zijn familie fokte als de konijnen, daar had hij op zich geen probleem mee. Ieder diertje zijn pleziertje. Ja, voor de oprecht aanhankelijken onder hen maakte hij zelfs een half uurtje vrij om de vrolijke komst van de boreling te vieren. Zonder gejuich weliswaar. Zijn energie had hij namelijk ten allen tijde nodig voor het monitoren van zijn onmetelijke bezit. Zelfs op dit eigenste ogenblik, zijn kortstondige moment de gloire. Die dekselse Argento Mejía zat hem onverminderd op de hielen. Schamper gaf hij zijn stoel een extra draai richting het panoramische venster. Hij vond het uitzicht uitermate onbevredigend. Argento! Vanzelfsprekend bediende ook zijn concurrent zich van een valse naam. All betrof het bij die dwarse Mexicaan dan enkel de voornaam. Dat een of andere omhooggevallen agraar uit een stoffig zuiders hol zich in de bandenbusiness had gestort, zijn bollende portfolio dan had gediversifieerd naar alcohol boven tafel (want : Mexico) en marihuana eronder (want : Mexico), tot daar aan toe. Het stond iedereen vrij een inkomen na te streven. Als Jan, Klaas of Dirk een betonmolen mocht bedienen om z’n boterham met kaas te kunnen beleggen, mocht een besnorde bredehoedendrager gerust de cactussen achter zich laten en de wereldhandel ingaan. Maar er waren grenzen, verduiveld! Eens een tycoon naar de top twintig der rijkste wereldburgers doorstootte, plantte Lafayettes team omzichtig een roos op de kwetsbare rug van de concurrent. Pijl na pijl schoot Lafayette dan richting het slachtoffer. De ene rechtszaak volgde de andere op. Betwisting van patent. Ongeoorloofde overnames. Politieke hand- en spandiensten. Alles wat zijn rivaal maar zou ophouden. 'Nummer Twee, wat vreet die dekselse bonenvreter vandaag allemaal uit?' Lafayettes bijnamen voor zijn naaste medewerkers waren gebaseerd op kwaadaardige personages uit de klassieke ‘James Bond’ films die hij zonder uitzondering woord voor woord uit het hoofd kende. Een benepen jeugd in een provincienest, zo zorgvuldig weggestopt voor de buitenwereld, had toch duidelijk haar sporen nagelaten. Zoals vaak bij de ‘Man van de Wereld’ was deze merkwaardige gewoonte gestoeld op meerdere aannames. In de beperkte kring van zijn naaste medewerkers, tevens de mensen die rondom hem woonden, moesten zulke flitsende bijnamen het teamgevoel versterken : us against them. Zoals Lafayette zijn team dikwijls had ingepeperd ... 'Wij zijn de schavuiten die de wereld beroven. Wij zijn de smeerlappen die geen vergrijp, hoe laaghartig ook, uit de weg gaan om de koffers te vullen!' Maar de specifieke persoon die hij met zo’n naam aansprak zou daarentegen, zo hoopte Lafayette toch, elke aanspreking als een heimelijke vernedering of toch minstens als een terechtwijzing ervaren. Want hoe hoog iemand ook opklom in Lafayettes wereldwijd vertakte organisatie, nog zou hij die ladderklimmer intern het genoegen niet gunnen hem of haar met de echte naam aan te spreken. En daarnaast was er ook gewoonweg nog het puur praktische van de zaak. De bijnamen bespaarden Lafayette tijd en energie. In zijn geheugenpaleis, dat gevuld was met exotische Bondlocaties, had elke hogere medewerker een eigen plek met functie en verwezenlijkingen gebaseerd op de associatie met zijn bijnaam. Nu, Lafayette kende wel degelijk de echte namen van zijn innermost circle. Net als hun bankgegevens, hun familiaal leven en hun uitspattingen. Maar er was een verschil tussen informatie, de koude gegevens die hij kon inzetten hoe hij wou, en relatie, namelijk hoe hij de mensen onder zich dwong om zich tot hem te verhouden. Een buitenstaander dacht waarschijnlijk dat hij via informatie, zijnde allerlei stinkende privé zaakjes, tot relaties, zijnde de onderdanigheid van zijn personeel, kwam. Maar niets was minder waar! Lafayettes werkelijke macht lag in hoe hij mensen rechtstreeks aansprak. Niets was makkelijker dan iemand al dan niet gespeeld minachtend toe te spreken. Blonk haat of afkeer in de ogen van de medewerker? Goed zo. Lafayette wist onmiddellijk dat die slang geen lang leven binnen zijn organisatie beschoren was. Keek het personeelslid hem daarentegen als een geslagen hond aan? Nog veel beter, een promotie loerde om de hoek voor die lafbek. Lafayette dwong zijn personeel tot volledige overgave, tot over de rand die men in het gewone kantoorleven als ‘ik zit tegen de burn out aan’ bestempelde. 'Nummer Twee, wat zit je daar te dromen! Stop met naar die tabellen te staren en geef me terstond een update.' De aangesprokene, daadwerkelijk de tweede in rang en als dusdanig dé persoon die nodig in toom moest gehouden worden, draaide zich fluks om, trok zijn ooglapje goed (het witte kostuum en het zwarte ooglapje hoorden onherroepelijk bij de aanspreking) en declameerde met neutrale stem. 'Meneer Lafayette, de laatste gegevens wijzen erop dat señor Mejía drie miljard dollar achter ligt op u. Als u het mij permitteert : een eerder klein verschil. De meest recente datastromen wijzen erop dat zijn team in Monterrey op dit eigenste moment alles uit de kast haalt om u opnieuw van de troon te stoten.' Nummer Twee verhief even zijn stem. 'De onbeschaamdheid! Ik som bondig op : poging tot omkoping in het kader van de nieuwe wetgeving rond medicinaal gebruik van marihuana. Opstart van een nieuw procédé ter verdunning van de alcohol in zijn pispils. Wordt niet aangegeven op het label, natuurlijk. Bovendien verneem ik zonet van de rechterkant van de zaal …' Hij wees even theatraal naar de overkant '… dat er in zijn Mexicaanse adelaarsnest drukke onderhandelingen gevoerd worden over kostenbesparende aanpassingen aan sommige van zijn bandenmodellen. Die tactieken worden natuurlijk geflankeerd door de voor de hand liggende ontslagrondes die Mejía eerder vandaag aan zijn regionale managers beval. En van Auric Met De Gouden Vingers kregen we bericht dat er in verschillende Europese havensteden granaten gehamsterd worden om onze uithalingen van later deze week te verhinderen. Maar geen zorgen, meneer Lafayette, we vliegen internationale teams in om de situatie ter plaatse bij te sturen. Geen enkele partij coke laten we door onze vingers glippen.' Nadenkend wreef Lafayette over zijn kin. 'Zozo, de Mexicaan zit niet stil. Het viel te vrezen. Dames en heren, ik denk dat dit het juiste moment is om ons nieuwste telefoonmodel, ik bedoel natuurlijk het type dat we negen maanden geleden reeds klaar hadden, te presenteren aan het grote publiek. Er is geen twijfel mogelijk. We mogen ons niet laven aan de roes van het moment. De rijkste man ter wereld blijft men slechts door kort op de bal te spelen. Het is tijd voor niets minder dan een mokerslag. Jawel, mijn partners in crime, ik denk hierbij wel degelijk aan ons niet zo geheime wapen … de coltrui!' Er ontstond enige commotie onder zijn personeel. Hier en daar ging voorzichtig een duim in de lucht. In een onbewaakt moment keken enkele anderen zorgelijk om zich heen. Was dit wel het moment om zo’n doomsday device in te zetten? Wanneer hun baas de coltrui aantrok, gingen heelder bedrijven kopje onder. Dit kon voor onverwachte dynamieken zorgen in de nek-aan-nek-race die zich nu voordeed. Maar zodra de bezorgde medewerkers zich bewust werden van hun mimiek, sloegen zij hun ogen neer en tuurden naar de vloer. Lafayette keek de kamer rond. 'Stuur maar de reguliere signalen uit in de door ons aangemerkte besloten Telegramkanalen en Discordgroepen. En laat de openbare socials maar over aan de influencers die wij beïnvloeden. Drop de hints onopvallend zoals gewoonlijk. Voor de duidelijkheid, on-op-val-lend, want ik wil geen ongelukken zoals met model dertien. Bij de hoorn van Ploutos, wij hadden dat ongeluksgetal moeten overslaan!' Hij lachte kort. 'We moeten opnieuw precies dat pocherige type tech nerd aanspreken dat veel poeha maakt en zijn pas verworven ‘geheime’ kennis tentoonspreidt op de eigen socials. De ijdelheid van die digitale hansworsten zal het nieuws nog sneller in de openbaarheid brengen. Jawel, een campagne nog gestroomlijnder dan wanneer we die zelf in de media zouden voeren.' Lafayette haalde even diep adem. 'Jaws, man, wat sta je daar te lummelen met je kolenschoppen van handen? Blink je tanden op en telefoneer dan via de beveiligde landlijn met Edelhof Ten Stroome. Wauwel met je blikken gebit dat de huishoudster mijn collectie coltruien moet klaarleggen. Ik wil deze namiddag nog mijn keuze maken.' Lafayette fronste even de wenkbrauwen, kreeg pretlichtjes in de ogen, draaide zich een kwartslag en sprak een oudere dame aan. 'Fräulein Klebb, werkpuntje : hoezo hebben we de dressing in de penthouse nog niet uitgebreid met stukken die ik essentieel acht voor mijn werk? Efficiëntie, mijn beste Rosa, efficiëntie. Je schoenfetisj zal nog eens mijn ondergang betekenen! Een garderobe bestaat uit meer dan dodelijke schoenen! Ga heen en koop mij tassen vol kledij.' Hij knipoogde naar de oudere vrouw. Ze veerde op en verliet de ruimte met lichte tred. Een zacht gegrinnik weerklonk in de zaal. De spanning was even gebroken. Lafayette voelde dat zijn team bloed rook. Die vermaledijde Mejía moest hij onder elk beding een halt toeroepen. Vandaag nog. De rijkste man ter wereld was vastbesloten : hij ging niet slapen als een Nummer Twee vannacht - hij had er per slot van rekening het personeel voor om dit in zijn plaats te doen. Er was nu geen tijd meer te verliezen. Met een half oog op het grote scherm zag Lafayette het verschil tussen zijn recordbedrag en dat van Mejía nogal snel teruglopen. Met een eenvoudige vingerknip beduidde de ‘Man van de Wereld’ dat de snelste helikopter in gereedheid moest gebracht worden. Zijn trui voor vanavond zou hij niet enkel kiezen op basis van uitzicht. Naast het juiste type zwart - er waren zoveel kleurschakeringen binnen het zwarte spectrum - was ook de mate van zachtheid van de stof van groot belang voor zijn relaxte houding op het podium. Het geheim zat hem in precies de juiste hoeveelheid wasbeurten, wist hij. Wanneer hij de wereld vanop een groot podium, gevolgd door vele camera’s, alweer een andere verslaving wou aanpraten moest zijn look onkreukbaar zijn. De nieuwe yEtte17, het modernste communicatiemiddel van het jaar, misschien wel van het decennium (het was belangrijk het woord ‘misschien’ te gebruiken, dacht Lafayette), zou mensen waar ook ter wereld nog moeitelozer met elkaar in contact brengen. Het revolutionaire apparaat kon bovendien probleemloos gesynct worden met de JoshVerse waarin zijn dommige klanten zich online uitleefden. Bovendien was het apparaat verkrijgbaar in acht vrolijke kleuren die je eigen persoonlijkheid helemaal weerspiegelden! Ja, Lafayette had er vertrouwen in. Het gewoonlijke riedeltje met hier en daar wat andere cijfers en termen zou wel volstaan. De presentatie moest vooral zo vlug mogelijk georganiseerd worden ; het studiewerk deed hij onderweg wel. In elk van zijn helikopters lag standaard een koffertje met daarin naast een doos met zijn lievelingssigaren (je hoefde maar te kijken naar hoe een sjeik zich gedroeg om ook zelf het volle leven te leiden) een unconnected ‘puter waarop hij het geüpdatete lijstje met the most trending tech words zou vinden. Allemaal in het Engels natuurlijk. Hij zou er de meest opwindende uitkiezen en er zijn presentatie mee afkruiden. Nog geen drie minuten later hing Joshua D. Lafayette in de lucht. Een vlucht van nauwelijks tien minuten zou hem naar Edelhof Ten Stroome brengen. Hij keek al uit naar het weerzien met zijn coltruien en zijn echtgenote Elise - in precies die volgorde. In de plexiglas spiegel bevestigd aan de binnenwand voor zich onderzocht Lafayette, intussen op grote hoogte, gewoontegetrouw zijn edele gelaatstrekken op sluipende veroudering. Wie rijk was, moest er nu eenmaal goed voorkomen. Zeker als het zoals vanavond showtime was. Hij zag in de spiegel niets dat hem verontrustte. Voor de zekerheid, en ook wel zijn medewerker Jaws indachtig, sperde hij vervolgens toch maar even de mond open en wierp een blik op zijn hagelwitte tanden. Smetteloos. Tja, hij kon evengoed op een aangename manier de tijd doden terwijl hij in het zwerk hing. Ver onder hem, in het bolwerk dat hij net verlaten had, werkte men ongetwijfeld koortsig verder aan de vergaring van zijn rijkdom. Zijn personeel was volkomen loyaal, daar was hij absoluut zeker van. Of hij nu aanwezig was in het hoofdkwartier of niet, maakte in se niets uit. De hogere medewerkers hadden verschillende chips ingeplant gekregen, waardoor Lafayette hun doen en laten ook vanop grote afstand minutieus volgen kon. Op zijn brilglazen (een verouderd aardigheidje dat hij om nostalgische redenen nog placht te gebruiken) zag hij dat iedereen ingelogd bleef en kon hij de verschillende grafieken op de schermen daar beneden zien veranderen. Hij had het niet anders verwacht. Toen Lafayette het koffertje open klikte dat onder de spiegel aan zijn voeten lag, wachtte hij een moment alvorens hij naar de weldadig geurende sigarendoos reikte. Hij blikte betekenisvol in de spiegel. Met resolute stem sprak hij die ander en dus zichzelf toe. 'Ik, Joshua D. Lafayette, sta op het punt mijn directe concurrenten alweer een stevige slag toe te brengen. Misschien wel de beslissende slag van het jaar! Geen Oosters tapijtenrijk, geen tegenvoets media-imperium en beslist geen ordinaire autobandenbende uit de woestijn is opgewassen tegen het kleinmenselijk gebabbel dat eindeloos de wereld rondzingt en waarmee ik sloten geld verdien. In de georganiseerde misdaad zijn mijn tegenstanders misschien aan mij gewaagd, duizend bommen en granaten nog aan toe, maar mijn high tech zal me altijd een voorgift bezorgen op mijn rivalen! Niemand kan me de loef afsteken eens ik voor het oog van de hele wereld een nieuw snufje ten tonele breng. Als lemmingen zullen de goedgelovigen zich nog tijdens mijn presentatie in het wereldwijde web storten om er hun matig gevulde zakken tot op de bodem te ledigen. En dat allemaal omdat ik in mijn diepzwarte coltrui gehuld een blinkend bakje uit mijn wonderkast tevoorschijn tover.' Tevreden met zijn ronkende volzinnen knikte Lafayette zichzelf in de spiegel blijmoedig toe en greep naar de sigarendoos. Hij bedacht zich echter en klapte het koffertje dicht. Langzaam ritste hij zijn broek open. Hoog in de lucht, gezeten als een soeverein op zijn hemeltroon, zag hij de koepels van zijn tuinpaleis reeds blinken. Zijn hand verdween in zijn onderbroek. Hij keek ontspannen in de spiegel en fluisterde. 'Elke letter van mijn naam heb ik weer verdiend vandaag. Mijn bescheiden afkomst is voor de massa slechts een verre herinnering. Wie boeit het nog dat ik petieterig begon in een stadje vol torens amper die naam waardig, in een surreëel land dat de Amerikanen slechts als de bescheiden voortuin van de NATO zien, een land waaraan ik niet wens herinnerd te worden.' Tussen de woorden in begon hij nu vergenoegd te hijgen. Voor zijn geestesoog passeerden beelden van zijn Elise die enkel een gitzwarte coltrui droeg. 'Ik … Joshua D. Lafayette … Jos Dellafaille voor de weinigen die zich mij nog als dusdanig herinneren … ik ben een icoon … ik ben de ultieme verpersoonlijking van the American dream!' Nauwelijks had de rijkste man ter wereld deze woorden uitgesproken of zijn helikopter werd getroffen door een Stinger-luchtdoelraket die vrolijk versierd was met veelkleurige doodskoppen en sombrero’s. Nog uren later steeg een onmiskenbare geur van verbrande rubberen banden op uit de gebroken koepel waar de helikopter doorheen gecrasht was. Knaldrang! De capsule schoot met een rotvaart naar Confucius bis. Na eindeloze maanden in de Overseer keek Li Han uit naar wat ontspanning op een toeristisch plekje. Waar was je tegenwoordig nog veilig voor doemdenken? Als je hele werkdag bestond uit het monitoren van rampen die op het punt stonden te gebeuren, kon je wel wat afleiding gebruiken. Bij Kongzi, vooral niet aan de job denken nu! Langzaam schudde Li het hoofd, masseerde haar nek. Neen, rust nu… Ze maakte zich op voor dobberen in milde zwavelbaden, krachtige lengtes in de Vesuviuspoel en vele uren in één van de geurige kruidkamers. ‘Confucius bis : waar vergeten een must is.’ Zo luidde de slogan die elk uur op de ticker onderaan een van de vele schermen op het controlepaneel van de Overseer verscheen. Want een ding was zeker, daar waar de catastrofe lonkte, was reclame des te belangrijker. Heelder onderzoeksteams hadden research gedaan naar wat ramptoerisme in tijden van algeheel onbehagen voorstelde - en vooral hoe Het Regime zulk toerisme kon gebruiken om de interplanetaire bevolking, dat miserabele hoopje mensheid, in het gareel te houden. Waar Kongzi niet kon baten, bood harde wetenschap een oplossing. Wie weet was dit wel het ultieme antwoord van een bang volk : religie en wetenschap hand in hand. Het Regime maakte dankbaar gebruik van de Twee Paden.
Genoeg gepeinsd! Dit was net waar het niet om draaide, bedacht Li zich. Elke gedachte moest geband worden de komende tijd. Om terug fris op haar werk te verschijnen en snel te kunnen reageren op wat de Kosmos op haar afvuurde, was complete ontspanning, ja zelfs een heuse staat van niet-zijn een must. Confucius bis was zo’n plek die speciaal voor dit doel gecreëerd was. Je snoof, zwom en baadde je het lazarus. Media waren verboden. Geen nieuws uit de boze buitenwereld! Het ging zelfs zover dat er op Confucius bis een strikt communicatieverbod gold. Sinds de vorige Grote Knal - the big number two die alle overlevenden had getraumatiseerd - werden praten en schrijven sterk ontmoedigd buiten de werkuren. Communicatie moest vooral functioneel zijn en mocht zodoende liefst niet in een privécontext gebeuren. Steeds meer plekken werden communicatievrij. Slimme marketing afficheerde verdwazende oorden als Confucius bis als heilzaam. Li had er vroeger het hare van gedacht. Kritisch denken was de aard van het beestje. Maar de laatste tijd had zij zoveel rampspoed gezien, onheil dat nauwelijks op tijd kon afgewend worden, dat ze open stond voor totale rust. Fysieke rust, mentale rust. Gewoon. Niet. Denken. Niet. Praten. Enkel. Zijn. Want hoe kon je je anders als nietige mens opstellen tegenover de koude, onmedevoelzame Kosmos? Dit was geen gastvrije omgeving. Levende wezens waren een toevallige samenloop van omstandigheden. Enkel Kongzi verzachtte de droeve levensloop in een Kosmos waarin tegenslag na tegenslag al wat ademde uitputte. Tot alleen nog de mens was overgebleven. Waar waren de paarden, de otters, de kikkers, de insecten? Weggevaagd in de vorige Grote Knal. De leer van Kongzi stelde dat al wat hier verdween weggeslingerd was naar een betere plek. Nieuwe sterrenstelsels, zonnen, planeten, asteroïden. Noem maar op. Onbereikbaar voor wie achterbleef. Hoe zouden de dieren het met elkaar vinden, zo zonder hun eertijdse meesters? Neen, dit lukte echt niet. Li bleef maar peinzen terwijl ze Confucius bis steeds groter zag worden. Ze trok haar handschoenen aan en klopte het deksel van het noodcompartiment aan diggelen. Daar lag de spuit die verlossing bood bij angstaanvallen. Het Regime verbood een regelmatig gebruik van de spuit omdat deze de levensduur aanzienlijk inkortte. Hoogstens eenmaal per maand mocht je jezelf injecteren. Een flinke hoop credits ging dan van je rekening. Gelukkig had Li op haar lange omvaart in de Overseer een boel credits bijeengespaard. Het was niet alsof er aan boord tijd voor ontspanning was. Bij de astronomisch hoge rekening van haar verblijf op Confucius bis vielen de kosten van een injectie in het niet. Een slaperig gevoel maakte zich van Li meester. De vloeistof had vrijwel meteen effect. Li merkte nauwelijks hoe de capsule de dampkring penetreerde en na korte tijd zachtjes landde in een welhaast eertijds pastoraal landschap. Groen was een luxe waarvoor vermoeide techneuten graag betaalden. De bezoeker wou waar voor zijn geld dus reeds bij de landing moest het paradijs binnen handbereik liggen. Enigszins wankelend daalde Li de ladder af. Ze ademde diep in. Zachte lucht met een vleugje lavendel vulde haar longen. Weldadig. Nog aangenaam suf van de injectie haalde ze haar omnikaart boven om aan de terminal haar identiteit te bevestigen. Een AI-stem heette haar welkom. Hier waren alleen gasten, er was geen personeel. Praten was het privilege van machines op Confucius bis. Li slenterde naar het eerste het beste gebouw - voor een verkenning had ze geen energie. De poort opende automatisch en toonde haar een eerste kruidkamer. Dampen dan maar … Na drie dagen had Li nog geen andere gasten ontmoet. Licht bevreemdend. Maar wel net zo handig want Li vermoedde dat ze het praten moeilijk had kunnen laten. Twee zinnen en je omnipas werd automatisch ingetrokken. Daar stond je dan terug op je landingsplek, vele credits armer en met een zee van tijd die zich niet liet vullen. Noodmaaltijden in je capsule. Dagenlang, soms zelfs wekenlang dezelfde kost kauwen en vegeteren. Vertrekken was bovendien verboden zolang je boeking liep. Ja, streng was Het Regime wel. Enkel een harde hand kon de bevolking geruststellen. Niets van dat alles leek Li hier te zullen meemaken. Nog geen woord had ze gezegd. Li had gevreesd veel te zullen nadenken, maar dat viel reuze mee. Hoe intenser haar snuifsessies werden - langzaamaan werd je vermogen opgebouwd, sessie na sessie - hoe kalmer Li zich voelde. Na enkele sessies voelde ze zich zo ontspannen dat de zwavelbaden enkel nog aangenaam knetterden. De initiële huidirritatie was stilletjes verdwenen. Slaperig keek Li over de rand van de krater heen terwijl haar voeten zachtjes heen en weer wiegden in het zwavelmengsel. In de verte, daar bij dat troepje kunstbomen, leek een figuur op te doemen. Gisteren nog zou Li zich onmiddellijk uit de poel hebben gehesen, maar nu ging ze even kopje onder en nam ze de tijd om deze nieuwe ervaring rustig in zich op te nemen. Dra beroerden haar glinsterende haarslierten opnieuw het oppervlak. Kalmpjes kwamen haar parelende voorhoofd, haar grijze ogen en haar bevallige neus boven water. Druppels plensden gedurig op haar hoofd. Pas toen ze haar blik omhoog wendde, merkte Li dat een rode regen zachtjes op haar viel. Boven haar torende een figuur uit. Groot, maar zichtbaar gewond. “De Derde Knal is gestart. Haast je uit de krater”, stamelde een hese stem. Bliksemsnel kwamen drones uit het niets tevoorschijn, tilden de bloedende man zonder pardon op en voerden hem weg naar de ingang, of eerder de uitgang. In de verte zag Li naast haar capsule nu een ander zwartgeblakerd exemplaar. Toen ze haar ogen dichtkneep, zag ze nog net hoe de man haar capsule opende. Eensklaps verlieten de rust en weldaad Li compleet. Waar ze zopas nog aangenaam verdwaasd naar die manspersoon had gekeken - hoe lang was het niet geleden dat ze nog een man had gezien, op de Overseer werkten alleen vrouwen - voelde ze nu stuk voor stuk haar lichaamsdelen in hoge fase van paraatheid geraken. Tintelende vingers. Amechtige krullende tenen. Van haar uiteinden naar haar diepste binnenste verspreidde zich een gevoel van calamiteit. Met een schok trok ze zich op uit de krater. Hijgend van de inspanning zag ze hoe de man voorovergebogen lag over het controlepaneel van haar capsule. Li’s redeneervermogen keerde nu in hoog tempo terug. Dit moest iemand met een hoge graad zijn. Je kon jezelf niet zomaar toegang verschaffen tot eender wiens capsule. Maar nog voor ze kon bedenken wat voor graad deze zieltogende kerel had, echoden de woorden van de onheilsbrenger eensklaps in haar hoofd. De Derde Knal? Bij Kongzi, neen! Hadden ze die Knal niet wekenlang gemonitord op de Overseer? Proef na proef, observatie na observatie. In shifts hadden ze de Knal rondom de klok in de gaten gehouden aan boord. Toen ze het schip verliet in haar capsule, leek alles onder controle te zijn geweest. Toegegeven, het personeel was nog moe na de uitputtende monitoring van de vierjaarlijkse sterrenstroom, een sluipend gevaar waarvoor je maar beter voldoende crewleden inzette. Maar eens die gekomen en gegaan was, leek de Derde Knal - elke mogelijke knal werd vanzelfsprekend een Derde Knal genoemd - een haalbare kaart. Zoals zovele knallen voordien. Nooit nog zouden volledige rassen weggeslingerd worden. Maar toen Li de hemel boven zich zag betrekken, was ze daar niet meer zo zeker van. Terwijl brokstukken naar beneden vielen, liep Li de eerste de beste kruidkamer binnen, zoog de lucht tot in het diepste van haar vezels en wachtte stilletjes het niets af. Onschuldig is het lam dat geslacht wordt! Rein is de ziel van de slachter! Waar oorlog en honger heersen, is geen plaats voor ethiek. Dit weerhield Doran Day er niet van met korte schokjes een tweede lamsbout aan te snijden terwijl hij zwaar ademend zijn disgenoten onderhield over de staat van het Rijk na tien jaar vrede.
'Die zogenaamde peis en vree is het ergste wat ons verluchte Rijk kon overkomen!' Bij elk woord raakte zijn pens de tafel, die alarmerend wankel bleek. Aan het verre uiteinde van de lange dis probeerde een gast zo onopvallend mogelijk de hoek van de tafel te behoeden voor de grootste schokken. Niets ontsnapte echter aan de arendsblik van Day. Zijn haast dichtgeknepen ogen gaven slechts schijnbaar de indruk dat de hevig zwetende gastheer enkel zijn diepste zieleroerselen en zijn vurige betoog in gedachten had. In werkelijk speurde hij zijn rijkelijk gedecoreerde vertrek op reacties van alle toehoorders af. Deze ochtend nog had hij zijn huisslavin de opdracht gegeven de poten van de dis hier en daar wat bij te zagen. Vergenoegd had hij toegekeken hoe de schrale vrouw op handen en voeten had gezwoegd terwijl hij inwendig alle mogelijke scenario’s voor het avondmaal had overlopen. Niets mocht aan het toeval overgelaten worden. Het Rijk - zijn Rijk - stond nu op het kruispunt der kruispunten. Laat gisterenavond hadden hem twee onheilstijdingen haast tegelijk bereikt. Geheel onverwacht was een van de staalduiven dan toch naar Day Mansion teruggevlogen. Hoe lang was het niet geleden dat de laatste vlucht duiven het zwerk ingeschoten was? De dagen, weken, maanden, ja zelfs jaren leken zo op elkaar in die vervloekte vredestijd dat Day het niet met zekerheid zeggen kon. Het was in elk geval heel lang geleden gebeurd. De duivenier had slechts onwillig zijn lievelingen afgestaan. 'De voorraad wisselstukken is volledig uitgeput, oh heer. Steeds vaker tref ik in het atelier werktuigen aan die niet meer naar behoren functioneren. Zien we deze staalduiven niet terug, stelt niets ons nog in staat te communiceren met de buitenwereld.' Daar had Day weinig oren naar gehad. Humeurig door die aanhoudende dodelijke rust had hij in een vileine opflakkering van hoop met zijn boodschappen van haat de hemel bestookt. Zijn plan zou slechts slagen, zo meende hij, als elke staalduif uit elkaar gerukt werd, uit pure woede vernietigd werd na het lezen van de tijding. Non-communicatie was net het doel geweest. Het personeel was te dom om te donderen en had geen zin in glorieus gewoel, optrekkende legers, ontwaakte despoten. Neen, die nietsnutten waren geheel in slaap gewiegd door de dagelijkse routine die vrede bood. Nog geen half uur later had een vreemdeling aan de poort geklopt, luid en jachtig. De man was overdadig gekleed geweest en had gegeurd naar dure specerijen. Van zodra de vreemdeling, die door de wacht als Boodschapper van het Zen was aangekondigd, alleen met Day in het voorvertrek was, had de gastheer hem onverhoeds met een klotendolk in de nek gestoken. Het eerste woord dat de arme man getracht had te uiten, was in bloed gesmoord. Naderhand had de huisslavin in gewijde stilte de plaveien geschrobd. Onderdanig had ze met wat restte van haar tong de bloedspatten op zijn schoeisel gedept. Terwijl hij het geweld nog naproefde op zijn tong, had hij Esther inschikkelijk toegeknikt. Niets beter dan wat bloedvergieten om een Heer mild te stemmen. Het was pas toen de wacht voorzichtig de documenten uit de draagtas van de vreemdeling had gehaald dat de stemming was omgeslagen. Rillend had Day gevraagd of er nog andere onheilstekens waren geweest. Toen na een lange stilte de oude duivenier door de wacht het voorvertrek was ingeduwd en deze van achter zijn rug met bevende hand de staalduif had gepresenteerd, had Day de klotendolk opnieuw gebezigd. 'Wie ook maar aan één voorwaarde toegeeft in onderhandelingen,' hij spuugde het laatste woord van tussen zijn dunne lippen, 'heeft het Rijk en zodoende zijn ziel verkwanseld.' Geagiteerd priemde hij zijn besmeurde klotendolk diep in het laatste hompje lamsbout op zijn bord. 'Er is slechts één waarheid, en dat is deze. Esther, meisje, open het gordijn achter onze gasten.' Terwijl de gasten zich onderdanig draaiden naar de marmeren muur schoof langzaam het leeggebloede lijk van de duivenier in beeld. Een ontzette grimas sierde diens gezicht. 'Vrede heeft deze oude sukkelaar om het leven geholpen. Dat is het vergif dat we vergiffenis noemen. Langzaam vloeit het door je aderen, kalmeert schijnbaar je bange hart, tot het onherroepelijk stolt en je eindigt als een bonte nar aan de muur der kwellingen.' De gasten leken de bloedplekken op de armzalige kledij van de dode sukkelaar nog dieper in zich op te nemen. Een man aan het uiteinde van de dis waagde het ongemakkelijk heen en weer te schuiven op zijn stoel. Alweer die kerel. Day had hem nooit echt vertrouwd. Toegegeven, dit was het geval met al zijn gasten en personeel, maar toch. Deze kerel had wel bijzonder bedaard geleken de voorbije jaren. Een korte ruk aan het touw vastgemaakt onder de tafel sommeerde de wacht naar binnen. Met zijn oh zo kleine ogen wees Day hem de verrader aan. Ogenblikken later hing de ongelukkige naast de duivenier. 'Wereldvrede.' Klagelijk strekte Day zijn logge armen de lucht in. Na een betekenisvolle pauze in een vertrek zwanger van gespannen stilte herhaalde hij dreigend, 'Wereldvrede. Zo ver is het dus gekomen. Het was nog niet erg genoeg dat ik elk van jullie een kamer in mijn burcht moest gunnen na het bestand der schaamte. Dat ik het personeel enkel moest laten dienen in plaats van mij te vermaken. Neen, na tien jaren vol waanzin … Wereldvrede. Dat is mijn dank. Boodschappen van algehele vreugde stromen toe. Geen slotgrachten, geen pekketels, geen roestige mecharossen vermogen iets tegen de blijdschap die de wereld overheerst. Overheerst, zeg ik!' Met een besliste hand die beschuldigend naar boven priemde liet hij de volgende ronde vergiftigde lamsbouten aanrukken. In Day Mansion zou wereldvrede het einde van de avond niet halen. Ooit was er een fietsend meisje. Ze fietste zo vaak dat haar voeten vergroeid waren met de trappers. Naadloos gingen de pedalen over in haar sierlijke gebruinde tenen. Vele uren per dag draaiden haar ranke benen gezwind rond het zilvergrijze kader. Ze leek voor de fiets geboren. Wie haar voorbij snorren zag, dacht bij zichzelf ‘Misschien wordt het tijd om de auto te laten voor wat hij is.’
En zo geraakte de Torenstad bevolkt met steeds meer fietsers. Ze kliefden door de ijle lucht van het bergstadje. Pompend en hijgend beklommen ze hellingen, als valken stortten ze zich in afdalingen. Kwamen ze elkaar tegen, klonk er een vrolijk gerinkel. De straten stonden vol geparkeerde wagens. Bumper aan bumper vormden zij bonte erehagen voor de nieuwe keizers van de weg. Enthousiaste winkeliers spanden lieflijke vlagjes over de straat, net boven de hoofden van de nieuwbakken zoevers. Weldra hingen overal in Torenstad veelkleurige driehoekjes. Wie in een frivole bui was, stelde zich recht op de trappers en probeerde zijn haren te laten strelen door de tongen van de vlaggen. De grootste winkelstraten werden opgesmukte met dikke rode lopers, welhaast tapijten, waarop het zachter fietsen was dan op de kinderkopjes die overal in het stadje lagen te blinken in de zon. Op elk kruispunt stond nu ook een setje met fietspomp, inbussleutels, klemmen en binnenbanden, vaak naast een verkeerslicht of verlichtingspaal. Vermoeide inwoners lieten zich ’s avonds in slaap wiegen door het zachte gezoem dat in de straten weerklonk. Hun dromen ontwikkelden zich op het ritme van de draaiende kettingen op straat. Zij droomden van races op tandems, driewielers en go-carts. Eén meisje kon echter ’s nachts de slaap niet meer vatten. Algauw had het fietsende meisje gemerkt dat ze alsmaar vaker soortgenoten kruiste op de smalle baantjes. Uitgelaten lachend wuifden die haar toe; hun klaterende gerinkel leek haar wangen te aaien. Toch was ze niet blij. Ze werd zelfs steeds ongelukkiger. Telkens ze een fietser zag, keek ze verlangend naar beneden. Maar nooit zag ze voeten overgaan in trappers. Dikke zwarte schoenzolen drukten haar keer op keer met de neus op de feiten. Niemand was één met zijn fiets zoals zij. Niemand hobbelde ’s avonds met het kleinste verzet de trap op, het treehout steeds verder uitslijtend. Niemand legde een reuzengroot kussen op bed waarop stuur en hoofd pasten. Niemands bed had een diepe put waar zitvlak en zadel te rusten lagen. ’s Nachts plengde ze bittere tranen op haar handpalmen. Naarmate de uren verstreken, overstroomden deze zilte vijvers. Het treurvocht zette ongenadig zijn tocht verder over haar vingers naar het stuur. Haar witte stuurlint werd steeds geler. Zou ze ooit iemand treffen die ook werkelijk één was met de fiets? Met een diepe zucht haakte ze in de vroege ochtenduren haar stuurpen in de grote ketting boven haar hoofd. Het licht knipte aan. Ze speurde de kleine slaapkamer af. Tegenover haar bed, aan een vaalgele muur, stonden drie kale fietskaders, netjes naast elkaar. Geen van hen had pedalen, stuur of zadel. Elke ochtend had ze liefkozend de kaders geaaid, had ze haar stuurlint zachtjes langs de koele buizen van het frame laten glijden. Naargelang haar stemming had ze nu eens de stadsfiets, dan weer de racefiets of de mountainbike gekozen. Eens de keuze gemaakt was, had zich steeds een gelukzalige tinteling door haar lichaam verbreid. Maar sinds er steeds meer fietsers in het straatbeeld verschenen waren, was dit weldadige gevoel weggeëbd. Lang geleden had zij zich met de gedachte verzoend de enige te zijn wier lichaam vergroeid was met de fiets. Ooit was ze er zelfs trots op geweest. Maar nu iedereen op de fiets leek te zitten, zwol haar verlangen. Elke tegenligger hield enkele seconden lang de stille belofte op een lotgenoot in. Maar haar hoop sloeg dra om in wanhoop. Aan elke winkel zag ze fluks mensen van hun tweewieler springen om zich fluitend een brood, ham of vis te halen, terwijl hun pedalen nog zachtjes nawiebelden aan de trapas. Ze had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld. Uitdrukkingsloos staarde ze naar het voeteinde van haar bed. Vanonder het laken piepten twee zwarte trappers, die haar beschuldigend leken aan te kijken. ‘Genoeg!’ dacht ze. ‘Ik moet en zal Die Andere vinden’. Resoluut stampte ze naar de mountainbike en haakte zich erin vast. Ze fietste ten afscheid drie maal rond haar bed en donderde met groot geraas de trap af, beneden de deur met een tijgersprong openbonkend, als betrof het de meet bij een massasprint. Met dichtgeknepen ogen ijlde ze door het stadje. Elke straat, steeg en baan kende ze uit het hoofd. Ze wist perfect wanneer ze zich moest leggen in een bocht en wanneer ze een versnelling moest bijschakelen. Op haar laatste dag in Torenstad wou ze niemand aankijken. Eens ze de stadsgrenzen voorbij was, opende ze haar ogen. Dikke tranen waggelden over haar wangen. Ze had de moed gehad haar thuis te verlaten, maar wat zou ze in de plaats vinden? Het miezerde. Haar mooie bruine lokken werden naarmate ze dieper het dal in reed glanzend nat. Lange slierten haar kleefden nu over haar gezicht. Aan de zoom van wat een onmetelijk woud aan haar rechterzijde scheen, haakte ze zich uit haar fiets en haalde voorzichtig met de stuurpen de slierten uit haar gezicht. Een luid gedonder schrikte haar op. Boven zich zag ze dreigende wolken. Het ergste moest nog komen, zoveel was duidelijk. Ze was bijna aan het einde van de vallei. Enkele tientallen meter voor haar sloeg het pad kronkelend de kale bergen in. Onderaan stonden weliswaar nog enkele rijen bomen, maar hogerop groeiden alleen lage struiken. Het beste was allicht van het paadje af te gaan en het woud in te fietsen. Tussen de metershoge bomen met dichte kruin zou ze allicht zo nat niet worden als hier in de vlakte. Het bliksemde een eerste maal toen het woud haar opslokte. Het groen leek onmetelijk. Voor ze op de bergen stootte, had ze zeker meer dan een halfuur langs het woud gefietst. Ze doorploegde langzaam het reusachtige bos, dieper het loof in. Haar tubes trokken lichte sporen in het mos. Alras kon ze vooruit noch achteruit op haar zilveren metgezel. De begroeiing werd te dicht, het terrein te oneffen, zelfs voor een mountainbike. Behoedzaam plaatste ze het frame tussen twee jonge stammetjes in. Het onweer hield aan. Terwijl hoog boven het bladerdek toornige weergoden vrij spel hadden en de vallei ranselden met zware stortbuien, werd de ondergrond in het woud slechts langzaam nat. Het meisje zette zich neer, de achterkant van het zadel schurend tegen een ruige boom. Hopelijk hield de regen niet te lang aan. Ten slotte had ze vandaag nog niet gegeten. Neen, als in een trance was ze het stadje uitgereden. Maar nu gromde haar maag. Het was nog maar de vraag of er in het woud vruchten te vinden waren. Bovendien wou ze niet te ver van haar kader weg. Ze mocht er niet aan denken dat ze het niet zou terugvinden. Daar zou ze dan staan, besluiteloos wiegend op haar pedalen tussen de dode bladeren. Een stuur in de hand, een zadel aan de kont… Een mooi zicht! Het onweer verhevigde. Het leek bijna onnatuurlijk. Het meisje kon zich niet herinneren dat donder en bliksem ooit zo lang hadden aangehouden. Zelfs in het woud ontstonden nu stilaan poelen. Bomen leken in modder te gaan drijven. Ze besliste instinctmatig hoger terrein op te zoeken. Haastig haakte ze het fietskader over haar schouder en als een volleerd veldrijder stommelde ze tussen de bomen weg. Het goot nu werkelijk, ook in het woud. Plots hoorde ze een luid gekraak iets verderop. De geur van verbrand hout verspreidde zich. Al snel leek het meisje omgeven door rook. Had de bliksem een boom in lichterlaaie gezet? Moest ze nog hogerop, of terug? Zelfs hier leek ze niet veilig. Ze zag iets blinken in de verte. Het schijnsel doorkliefde de rook, deed bijna pijn aan haar ogen. Overmand door nieuwsgierigheid trok ze naar het licht. Ze zag inderdaad vlammen, die langzaam door de regen werden neergeslagen voor ze zich verder konden verspreiden. Maar het schijnsel kwam ergens anders vandaan. Toen merkte ze dat de vlammen weerkaatst werden door enkele blinkende pijpen die tegen een verschroeide boom lagen. Dit moest ze zien; ze voelde het gewoon. Ze sprong over de uitdovende vlammen heen en baande zich een weg naar de smeulende boom. In haar opwinding voelde ze nauwelijks nog het frame op haar schouder. Voor haar lag een stalen driehoek. De pijpen schenen ooit nauwkeurig aan elkaar gelast te zijn, maar nu gaapte er een gat tussen twee van de drie buizen. Toen in een onbewaakt moment het frame van haar schouder gleed en dof op de grond plofte, kwam ze plots tot het inzicht dat voor haar nóg een frame lag. Links van de boom zag ze nu spaken naar omhoog steken. Twee licht gebogen wielen. Hier moest nog een fietser zijn! Ze stapte in steeds grotere cirkels rond de boom met het verwrongen frame. Twee zwarte pedalen piepten vanonder het groen, en keken haar uitnodigend aan. Tussen een boel neergeslagen takken en stammetjes lag een hoopje mens. Een handvat met felpaarse handschoen eraan stak tussen de takken uit, de ontblote vingertoppen vertwijfeld in de lucht zwevend. Het meisje bevrijdde de fietser verwoed uit zijn woudgraf. Tak na tak slingerde ze wild opzij en voor ze het wist, keek ze neer op een jongeman in koersuitrusting. Hij lag in een vreemde houding en kreunde onophoudelijk. Zijn ledematen waren bezaaid met zwarte vegen en bloederige schrammen. In zijn koershemd, dat strak over zijn gezwollen buik gespannen zat, bespeurde ze grote gaten. Zijn linkerbeen bloedde hevig. Godzijdank is zijn edele gezicht ongeschonden, flitste het door haar hoofd. Hij had zijn gelaat kunnen redden doordat hij het met zijn stuurbeugel beschermd had. Een beugel die vergroeid leek met zijn handen… Naast de jongen vond ze een drinkbus, de stalen houder er nog omheen geprangd. Ze druppelde zachtjes water over zijn gelaat. Hij kwam bij zinnen en keek haar verdwaasd aan. Hij stootte enkele vreemde klanken uit. Hoewel ze niets begreep van wat hij zei, brachten zijn woorden haar tot rust. Zo kalm had zij zich lang niet meer gevoeld. Rook, vlammen noch regen schenen haar nog te deren. Het was duidelijk dat de jongen, minstens voorlopig toch, niet meer kon stappen. Rustig schepte ze zijn slappe lichaam op haar stuur. Ze hees ze hem op haar schouder, als betrof het haar frame. De jongen, die ze Woud besloot te noemen, was geen lichtgewicht. Ze kon onmogelijk én Woud én haar kader doorheen het bos dragen. Twee frames bleven achter diep in het woud. Mechanisch stapte ze verder. Elk gevoel van richting had ze allang verloren. Ze hoopte vandaag nog het daglicht terug te zien. Het moest al ver over de middag zijn, en stilaan zou de avond zijn intrede doen. Alleen in de open vlakte kon ze hopen opgemerkt te worden door een auto. Bij elke stap tikten Wouds pedalen op het zadel van het meisje. Een voortdurende herinnering aan het feit dat ze zich niet meer alleen hoefde te voelen. Hier was hij! De begeerde! Haar trappers doorwoelden de zompige grond. Een zware hoofdpijn had zich intussen van het meisje meester gemaakt. Haar slapen bonsden. Ze wist niet hoe lang ze dit nog kon volhouden. De regen was weliswaar aan het wegsterven, maar het loof leek eindeloos. Zou Woud een nacht tussen de bomen wel overleven? Hij ijlde en prevelde voortdurende dezelfde klanken. Ze voelde het geronnen bloed van haar lotgenoot op haar truitje. Toen ze stilaan wanhopig werd, weken de bomen uiteen. Ze was aan de andere kant van de vallei beland. In de verte zag ze een brede asfaltweg. Het geronk van wagens had nog nooit zo beloftevol geklonken. Wouds stuurpen rustte zwaar op haar borsten terwijl ze naar een bestuurder zwaaide. Een laatste regendruppel gleed langs een grasspriet naar beneden. |
AuteurFinn Audenaert ArchievenCategorieën |