Middernacht. De overgang van Oud naar Nieuw. Een heleboel jonkies schieten naar hun familie hoog daarboven. Eindelijk! Al een heel jaar wachten de pijlen op aarde en die in het uitspansel op de feestelijke reünie. Het terugzien vieren ze op spetterende wijze. De hemel licht op in vrolijke kleuren. Een reuzenhand lijkt met zwierige penseelstreken allerlei vormen op het canvas van de nacht te schilderen. Sterren, fonteinen, slingers en cirkels tekenen zich af in het diepste zwart.
Pas uren later is het helemaal stil. Mensen drinken nog een laatste glas, ze kaarten wat na. Stilaan zoeken ze hun bed op. Dieren halen opgelucht adem. Ook zij wagen nu een dutje. De lucht lijkt helemaal uitgestorven. Sereniteit heerst over de aarde. Sterren fonkelen vredig, ze zien dat het goed is daar beneden. Maar waar is al het vuurwerk heen? Er zijn mensen die beweren dat vuurwerk terugkeert naar de moederschoot. Geloof er niets van! Geen fragment komt opnieuw op aarde terecht. Alle vuurwerk zweeft hoog in de lucht, gedragen door de dromen die mens en dier elke nacht opnieuw in vervoering brengen. En dat voor eeuwig. Eens het vuurwerk gedoofd is maakt het de hemel nog een tint donkerder. Zie je, de nachtlucht was heel vroeger helemaal niet zwart. Vierentwintig uur op vierentwintig - en dat zelfs voor de tijd werd ingedeeld in uren! - was de hemel strakblauw. Op een wolk, een regenbui of een sneeuwstorm na, natuurlijk. Dit klinkt helaas veel onschuldiger dan het was. We hebben het over een gevaarlijke tijd waarin vele zeelui uitvoeren en nooit de veilige haven terugvonden. Want het blauw van de zee ging naadloos over in dat van de hemel. Was er in volle zee geen wolk te bespeuren dan gleed een schip zomaar de hemel in. Onherroepelijk rees de steven uit het water. Het zeeschuim droop als een bedroevende miezerregen van de romp. Op het dek brak paniek uit. Matrozen voelden dat de lucht ijler werd. Sommigen sprongen overboord. Van die ongelukkigen werd niets meer vernomen. Hun weduwen bleven verweesd achter aan wal. En wat met de kapitein? Hij bond zichzelf vast aan de mast en gebood de blijvers zich benedendeks te begeven. Gek van angst stegen zij samen ten hemel, steeds hoger. Ver onder hen doken kolossen, opgeschrikt door het kabaal, even op tussen de golven. Verwonderd zagen de zeeschepsels het verdoemde schip almaar kleiner worden, tot het ten langen leste nog slechts zwakjes flikkerde aan het firmament. Een ster was geboren. De zee gaf, de zee nam. Grote groepen mensen moesten nu eenmaal gevoed worden. Schepen kozen op eigen risico het ruime sop, de dorpen waren zo hongerig naar vis. Voor een schip uitvoer speurde de bemanning gespannen de hemel af. Daar! Hoopvol grijs en wit in de lucht. Leek het veilig, waagden de zeelui het erop. De kapitein probeerde het gevaar in te perken door zo dicht mogelijk bij de kust te blijven. Maar de dieren die de zee bevolkten leken dit te voelen. Ze bleven verder van land weg. En zo werd vissen rekenen en gokken. In de kustdorpen begonnen de mensen wolken te aanbidden. Ze richtten totems op, gooiden zich ervoor op de grond alvorens de schepen de haven verlieten. Maar verhoorden de nieuwbakken goden de gebeden? Soms, vaak zelfs, liep een boottocht slecht af. Wanneer de wolken oplosten en de zon ongenadig hard over de golven scheen slorpte de hemel de opvarenden gulzig op. Na zo’n teug bleef de zee schuldbewust achter. Lichte wolken trokken opnieuw over kalme baren. Op het water heerste stilte. De zee rouwde om de vissers. Alles veranderde in de negende eeuw, toen in het Oosten een machtige vrouw het verdriet van een gans volk torste. In het Middenrijk, een immens land dat zich uitstrekte over steppen, taiga’s, bergketens en woestijnen, een land zó groot dat enkel een peilloze oceaan het kon begrenzen, had de wijze keizerin op een dag de sterren geteld. Ze was erg geschrokken toen ze merkte dat ze alle getallen opgebruikt had die bestonden. Nóg blonken sterren boven haar die ze niet geteld kreeg. Verschrikkelijk! Al die verloren schepen. Al die onzalige zielen. De nobele vrouw aarzelde niet toen haar de omvang van de ramp duidelijk werd. Ze besliste daar en dan om de grote scheepvaart af te schaffen. Het volk moest tegen zichzelf beschermd worden. Sindsdien was het haar onderdanen bij wet verboden om zich nog in open water te begeven. Riviervaart kon enkel als men aan boord steeds een oever in zicht had. Keizerlijke verkenners brachten hiervoor de meanders van de stromen en de breedte van rivieren en meren nauwgezet in kaart. De keizerin startte grote teeltprogramma’s in haar wijdse rijk. Ze stuurde geleerden en agraren naar de meest noodlijdende gebieden. In overleg met de lokale bevolking plantten haar gezanten exotische zaden uit verre provincies in nieuwe grond. Het bleek een slim keizerlijk besluit van de Verheven Moeder. Haar kinderen konden nog vissen, zij het enkel in veilig verklaarde gebieden. De nieuwe teelt ving het verlies aan vangst op zee op. Specerijen en andere handelswaar konden haar kinderen nog steeds over binnenwaters van de ene stad naar de andere brengen. Maar de betrekkingen met de naties over het water verbrak de keizerin onherroepelijk. Die blauwe hel was gewoonweg te hachelijk, vond ze. De keizerin wilde geen van haar kinderen nog aan de hemel en de zee opofferen. Zij, godin op aarde, hoefde de wolken niet te verafgoden om resultaat te boeken. Op haar eentje had zij het gevaar bedwongen. Aldus voer geen schip nog de lucht in. Het volk moest eerst wennen aan deze nieuwe manier van leven. Niet meer de zee op voor grote visvangst? Niet meer duiken naar de kostbare schatten die de zee herbergde? En niet meer dromen over avonturen in den vreemde? Maar algauw ervoeren mensen de weldadige geruststelling van een veilig teruggekeerde broer, zus, vader of moeder. De angst die al die tijd als een stille deken over het volk had gelegen verdween. Een zucht van opluchting ging door het rijk. De mensen kregen zoveel schik in het leven dat ze de keizerin wilden laten meedelen in de algehele volksvreugde. Zij kenden haar als een ernstige, peinzende vrouw. Maar hoe konden ze haar bereiken? De Verheven Moeder woonde hoger dan om het even wie. Haar naaste buur was de zon zelve. Toen zij de troon besteeg liet zij een nieuw paleis bouwen op een onherbergzame rots. Ter viering van haar lustrum werd vervolgens naast het paleis de hoogste toren van het rijk opgericht. De keizerin bracht er haar dagen in de spartaans ingerichte zolderkamer door. Waar zij als jonge troonopvolgster nog van praal had gehouden was ze met het klimmen van de jaren tot andere inzichten gekomen. Enkel omhelsd door de wind dacht zij op die eenzame hoogte aan niets anders dan het lot van haar volk. Hoe kon zij toch haar kinderen een beter leven schenken? De bestrijding van het duivelspact tussen hemel en zee was voor haar slechts een begin geweest. De keizerin leed onder de zware taak die ze zichzelf oplegde. De Verheven Moeder had geen tijd om de trap af te dalen, laat staan om zich onder haar onderdanen te begeven. Dat was de trieste waarheid : ze hield zielsveel van haar volk, maar ze had zichzelf veroordeeld tot sobere eenzaamheid. Zo meende ze het volk het best te dienen. Hoezeer de mensen dit ook wensten, zij konden haar niet bereiken. Aan het paleis werd hen de toegang tot de keizerlijke vertrekken ontzegd. Geschenken mochten zij niet afgeven want deze zouden de keizerin kunnen afleiden van haar heilige opdracht. Dus besloot het volk om een even wijs besluit te nemen als de keizerin had gedaan toen zij de zee tot verboden gebied verklaarde. Op geheime dorpsvergaderingen staken mensen de koppen bij elkaar. De slimste van elk dorp werd afgevaardigd en naar de dichtstbijzijnde stad gestuurd. Daar pleegden vertegenwoordigers uit de hele streek opnieuw overleg. En zo dacht het ganse land mee. Uiteindelijk kwam één zo’n volksraad in een slaperig bergstadje tot een wakker besluit : men moest vreugdewensen naar de keizerin jagen, hoog de lucht in! De Verheven Moeder woonde waar geluid haar niet bereiken kon. De mensen probeerden daarom eerst ballonnen uit. Die stegen weliswaar snel boven de hoofden van de mensen op. En met hun vrolijke kleuren brachten zij nieuwe schakeringen in het egale uitspansel. Hehe, dat bracht wat afwisseling in het ontmoedigende strakke blauw dat enkel onderbroken werd door de trieste sterren die de bevolking aan haar verliezen herinnerde. Mensen keken de ballonnen aldus eerst vergenoegd na. Tot ze zagen hoe de ballonnen bij de minste windstoot afdreven. Zo zouden zij nooit bij de hoogste torenkamer blijven hangen! Vele andere ideeën werden getest, maar het ijverige volk kwam niet tot een oplossing. Nog steeds wist de keizerin niets van dit alles. Wijs als ze was regeerde ze in vertrouwen. Haar soldaten waren er enkel om de mensen te helpen, niet om ze te controleren. De Verhevene Moeder wijdde zich geheel en al aan de verdere bescherming van haar kinderen. Van het gepeins van haar dierbaren was zij niet op de hoogte. In een voormalige zeehaven waar de bevolking sedert de keizerlijke verordening flink was gegroeid besliste een raad van wijzen uiteindelijk om volledig nieuwe materialen op te sporen. Konden de heilige elementen hierbij uitkomst bieden? Het water betekende gevaar. Daar zou men geen heil vinden. De ether moest men in, dat was het doel in plaats van het middel. Zou het vuur misschien verlossing brengen? Maar vlammen reikten niet hoog genoeg. Zelfs het grootste vuur dat men bij de toren aanlegde zou geen rook tot helemaal naar de torenkamer voeren. Bleef nog over … de aarde. Op aangeven van de raad gingen de knapste koppen op zoek naar onvermoede schatten in de rijke bodem. Deze zoekers stootten in de verste uithoeken van het land op bijzondere natuurverschijnselen. Vreemd schitterende stenen. Sissende plassen. Vluchtige geuren die onder bepaalde omstandigheden neersloegen als vloeistof. Planten die via trillingen in de lucht met elkaar communiceerden. Mysterie na mysterie kwamen de zoekers tegen. Maanden later kwamen de koene verkenners samen in een uitgestrekt woud. De open plek waar ze hun kamp opsloegen vulde zich al snel met hun kostbare vracht. Nu begon een lange periode van experimenteren. De zoekers probeerden alle mogelijke combinaties van de meegebrachte schatten uit. Men sloeg mineraalbrokken op elkaar. Hieruit kwamen vonken, maar daar kon men niets mee aanvangen. Men slaagde erin een enorme kleurrijke wolk te creëren, maar die loste quasi onmiddellijk op. Naarstig experimenteerde men voort. Op een gezegende dag ten slotte lagen zwaar verhit hout, een raadselachtige vaalgele materie en een onbestemd wit poeder broederlijk naast elkaar in een put. De zoekers probeerden, zoals zij al zo vaak met verschillende mengsels hadden gedaan, verschillende verhoudingen uit. Ze stampten de boel aan en staken het goedje in brand. De enorme knal die toen volgde veranderde niet alleen het Middenrijk maar de hele wereld voorgoed. Met verbazing keken de zoekers omhoog. Prachtige kleuren verlichtten de hemel. De zoekers wezen met open mond naar wat ze zagen. Een maand later was het zover. Aan de voet van het paleis verzamelde zich een uitgelaten menigte. De soldaten aan de poort keken elkaar onbegrijpend aan. Moesten ze nu alweer de mensen wegsturen? Maar deze keer waren ze met zovelen! Een man stapte uit de menigte naar voren. ‘Wij weten dat de Verheven Moeder niet mag gestoord worden. Maar sta ons nu toch toe onze vreugde te uiten. Sinds het keizerlijke besluit leven we in een zalige roes van vrede en veiligheid. Als dank aan de keizerin kleuren wij de lucht voor haar!’ De man maakte een wijds gebaar naar de mensen achter zich. De wachters wilden nog ingrijpen, maar de aanwezigen haakten snel de armen in elkaar. Ze vormden een onbreekbare ketting rond een kleinere groep die zich in het midden van de menigte bevond. Op een kleine open plek daar schoten de dapperste mensen vuurpijlen af. Geel, roze, oranje en rood wisselden elkaar vlug af. De hemel stond in brand! De wachters lieten verbouwereerd hun hellebaarden zakken. De menigte barstte in een vrolijk lied uit. ‘Oh Moeder des Volks Komt u naar het raam Zie bonte kleuren Hoop, geluk, liefde Brengen uw kind’ren.’ De toren was zo hoog dat de mensen niet zagen dat de keizerin uit haar overpeinzingen wakker schrok en ongerust naar het venster snelde. Wat waren toch die flitsen die haar kamer verlichtten? Dit moesten wel reuzebliksems zijn. Hopelijk was het volk niet in gevaar. Eens ze naar buiten keek sloeg haar bezorgdheid om in verwondering. Ze knipperde met de ogen. Zo had ze de hemel nog nooit gezien! Wat een kleurenpracht. De eenzame keizerin ervoer een warmte die ze lange tijd gemist had. Gefascineerd bleef ze naar de hemel staren. Ze voelde hoe haar wangen nat werden. De lucht veranderde telkens weer van kleur. Waar ze eerst nog dacht dat deze wonderen uit de hemel neerdaalden zag ze ineens hoe de kleuren uit de aarde leken op te rijzen. Het leken wel pijlen, zo snel schoten de kleuren omhoog. Hier moest de keizerin meer van weten. Met besliste tred ging ze de trap af. Het duurde een hele poos voor ze de grote hal van het paleis bereikte. Wachters liepen op haar af, onderwijl diepe buigingen makend. ‘Vergeef ons, Verheven Moeder, wij wilden u niet storen. Maar het is fantastisch! Dit moet u zien.’ De keizerin was meer terughoudendheid van haar wachters gewoon. Ze kon deze plotse openheid, dit bijna ongebreidelde enthousiasme wel waarderen. Ze lachte de soldaten toe. ‘Vergezel mij naar buiten. Laat ons samen kijken waar deze wonderen vandaan komen.’ Een groot gejuich steeg op toen de zware poorten langzaam opengingen en de keizerin aan het volk verscheen. Het was tijden geleden dat ze nog zoveel volk samen gezien had. Het vlammetje dat de keizerin daarnet in de toren in zich had voelen gloeien werd steeds groter. Een vreugdevuur laaide heerlijk in haar op. ‘Alleen een groot volk is in staat tot zulke wonderen! Treed nader tot mij en vertel me alles over het hemelpalet dat jullie zo vaardig bezigen.’ De mensen werden stil. Nog nooit hadden zij de keizerin horen spreken. Vol ontzag schuifelden ze voetje voor voetje naar haar toe. Toen zij van dichtbij haar brede lach en haar mooi oplichtende ogen zagen waagden zij het haar vraag te beantwoorden. Eerst sprak men nog zachtjes, maar algauw vulden vrolijke stemmen de lucht. De keizerin luisterde geboeid naar de verhalen over de ontdekkingstochten doorheen het rijk en over de uitvinding van het hemelse kleurenboeket. Toen de mensen stilaan uitverteld waren en enkel nog gelukzalig stonden te glimlachen nodigde ze iedereen uit binnen te komen. ‘Zo lang spreken maakt hongerig! Lieve wachters, vertel het keukenpersoneel dat ik een groot banket wens in te richten. Laat eerst en vooral geestrijke drank aanrukken.’ Het werd een avond om nooit meer te vergeten. Sindsdien werd bij elke feestelijke gelegenheid vuurwerk afgeschoten. De mensen wisten meer en meer kleuren aan hun palet toe te voegen. Groen! Paars! Zilver! Na een tijdje merkte men dat de hemel een tint donkerder werd. Deze kleur verscheen zo ongeveer op het moment dat de vogels stopten met fluiten en de mensen naar bed toe gingen. Ze werden gewaar dat ze onder deze zalig donkere hemel beter de slaap konden vatten. ‘s Morgens stonden zij uitgerust en goedgeluimd op, klaar voor de werkdag. De uren onder het strakke blauw gleden nu aangenaam voorbij. Tevreden blikten de mensen ‘s avonds omhoog. De sterren schenen feller te fonkelen dan voorheen. Het leek wel alsof de verloren zielen zich minder eenzaam voelden in hun hemelse spookschepen. Telkens als feestelijke kleuren de lucht inschoten wisten de eeuwig wachtenden dat hun families op aarde iets te vieren hadden. Hoe geruststellend. Het leven in het Middenrijk ging door, de inwoners hadden het geluk hervonden. En de duisternis die nu op de dag volgde luchtte de scheepvaarders daarboven nog meer op. Hun vaders, moeders, broer en zussen op aarde konden vredig de slaap vatten. Dit maakte de zielen daarboven zo gelukkig dat ze ‘s nachts wat meer begonnen te schitteren. Hoe lang lijkt de negende eeuw niet geleden intussen? Nog steeds schieten mensen bij blijde gebeurtenissen vuurwerk af. De nacht is intussen pikzwart geworden. Sterren fonkelen feller dan ooit. En tussen de sterren en de aarde in verzamelt zich alle vuurwerk dat ooit werd afgestoken. Uitgedoofd maar tevreden wisselen de pijlen nieuwtjes uit, over het geluk op aarde en de vrede in de hemel.
1 Opmerking
|
AuteurFinn Audenaert ArchievenCategorieën |